Herhaling

Herhaling
1 / 37
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Herhaling

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
Herhaling 
Opdracht
Afsluiten

Slide 2 - Slide

Noem drie functies van textiel

Slide 3 - Open question

Functies van textiel
  • Textiel als kleding beschermt je tegen kou warmte en vocht.
  • Het kan je uiterlijk verfraaien.
  • Het kan je onderscheiden van anderen.
  • Huishoudtextiel gebruik je om je lichaam en huis schoon te houden.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat betekent dit symbool?

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

Wat betekent dit symbool?

Slide 8 - Open question

Welke werkzaamheden vallen onder dagelijkse werkzaamheden?
A
Schoonmaken van een rooster in een plafond
B
Kruimels op de grond verwijderen
C
Koffievlekken verwijderen
D
Reinigen van een vloerkleed

Slide 9 - Quiz

Benoem een periodieke werkzaamheid.

Slide 10 - Open question

Geef aan om wat voor soort vuil het gaat:
Vieze vingers op het raam
A
Droog vuil
B
aangekleefd vuil
C
onzichtbaar vuil

Slide 11 - Quiz

Geef aan om wat voor soort vuil het gaat:
Bacteriën op de toiletbril
A
droogvuil
B
aangekleefd vuil
C
onzichtbaar vuil

Slide 12 - Quiz


Reinigingsmiddelen?
A
zichtbaar vuil
B
onzichtbaar vuil

Slide 13 - Quiz

Desinfecteermiddelen?
A
zichtbaar vuil
B
onzichtbaar vuil

Slide 14 - Quiz

Wat is een voordeel van drogen aan de waslijn? En wat is een nadeel?

Slide 15 - Mind map

Ergonomie
Jill werkt bij een kinderopvang.
Ze dweilt de vloer.

Geef Jill een tip om te letten op een ergonomische houding. 

Slide 16 - Slide

Wat betekent ergonomie?

Slide 17 - Open question

Onderhoud
Hoe kan je een stofzuiger onderhouden?
Hoe kan je een waterkoker onderhouden?

Slide 18 - Slide

Hoe kan je een stofzuiger onderhouden?
Vervang de zak als deze vol is. In de stofzuiger zit meestal ook een filter, vervang deze regelmatig, dan blijft de zuigkracht goed.

Hoe kan je een waterkoker onderhouden?
Natuurazijn 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Wat betekent dit symbool?
A
Ontvlambaar
B
Ontplofbaar
C
Giftig
D
Snel ontvlambaar

Slide 21 - Quiz

Waarom is het belangrijk om wasmiddel juist te doseren?
A
Schade aan milieu
B
Schade aan kleding
C
Schade aan wasmachine

Slide 22 - Quiz

Wat moet je doen voordat je de vuile was in de wasmachine gaat doen?

Slide 23 - Mind map

Uitgaand gesprek en inkomen gesprek

Slide 24 - Slide



Verschillen tussen inkomen en uitgaand gesprek:
- Bij uitgaand gesprek bel je zelf op en bij inkomend wordt je gebeld.
- Bij uitgaand gesprek stel je jezelf voor en legt uit waarom je belt.
- Bij een inkomend gesprek stel je vragen om de ander zo goed mogelijk te kunnen helpen.
- Bij een inkomend gesprek vraag je of je de ander ergens mee kan helpen

Slide 25 - Slide

Wat is een open vraag en wat is een gesloten vraag?

Slide 26 - Slide

Tijdens het voeren van een telefoongesprek moet je het gesprek vastleggen. Wat leg je vast?

Slide 27 - Mind map

Geef aan of het om non-verbale of verbale communicatie gaat. Je steekt je duim op omdat je het ergens mee eens bent
A
verbaal
B
non-verbaal

Slide 28 - Quiz

Je schudt je hoofd omdat je het ergens niet mee eens bent
A
verbaal
B
non -verbaal

Slide 29 - Quiz

Je vertelt je cliënt welke medicijnen hij moet slikken
A
verbaal
B
non-verbaal

Slide 30 - Quiz

Spreek je later!
A
formeel
B
informeel

Slide 31 - Quiz

Noem een aantal basisvaardigheden die te maken hebben met actief luisteren

Slide 32 - Mind map

- Kijk de bezoeker aan.
- Knik even als je de bezoeker wilt laten weten dat je het begrepen hebt.
- Geef een korte samenvatting van het verhaal dat je hebt gehoord om te controleren of je het goed hebt begrepen.
- Begin niet je eigen verhaal te vertellen.
- Laat de bezoeker uitpraten.
- Stel vragen om de bezoeker beter te begrijpen.

Slide 33 - Slide

Hoe kan je een bezoeker netjes ontvangen? Noem een voorbeeld.

Slide 34 - Open question

Rode bloemen
A
objectief
B
subjectief

Slide 35 - Quiz

Lekkere chocolade
A
objectief
B
subjectief

Slide 36 - Quiz

Afsluiten

Slide 37 - Slide