Herhaling

Herhaling
1 / 46
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Herhaling

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
Herhaling 
Opdracht
Afsluiten

Slide 2 - Slide

Noem een functie van textiel.

Slide 3 - Mind map

Functies van textiel
  • Textiel als kleding beschermt je tegen kou warmte en vocht.
  • Het kan je uiterlijk verfraaien.
  • Het kan je onderscheiden van anderen.
  • Huishoudtextiel gebruik je om je lichaam en huis schoon te houden.

Slide 4 - Slide

samenstellingsetiket
behandelingsetiket
geeft aan waar het textielproduct van gemaakt is
Geeft aan hoe je het textielproduct moet wassen, strijken, drogen en reinigen

Slide 5 - Drag question

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat betekent dit symbool?

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Wat betekent dit symbool?

Slide 10 - Open question

Wat betekent dit symbool?

Slide 11 - Open question

Wat betekent textiel?
A
kleding
B
hygiëne
C
gordijn
D
geweven stof

Slide 12 - Quiz

Welke onderdelen staan in een schoonmaakplan?
A
Wat moet je schoonmaken
B
Wie moet er schoonmaken?
C
Wanneer moet je schoonmaken
D
Hoe moet je schoonmaken

Slide 13 - Quiz

Welke werkzaamheden vallen onder dagelijkse werkzaamheden?
A
Schoonmaken van een rooster in een plafond
B
Kruimels op de grond verwijderen
C
Koffievlekken verwijderen
D
Reinigen van een vloerkleed

Slide 14 - Quiz

Benoem een wekelijkse werkzaamheid.

Slide 15 - Open question

In welke volgorde voer je deze taken uit? Zet het juiste cijfer achter de taak
kasten afstoffen
materialen klaarzetten
vloer stofzuigen
kasten met microvezeldoek afnemen
vloer dweilen

Slide 16 - Drag question

Geef aan om wat voor soort vuil het gaat:
Vieze vingers op het raam
A
Droog vuil
B
aangekleefd vuil
C
onzichtbaar vuil

Slide 17 - Quiz

Geef aan om wat voor soort vuil het gaat:
Haren op de badkamervloer
A
droog vuil
B
aangekleefd vuil
C
onzichtbaar vuil

Slide 18 - Quiz

Geef aan om wat voor soort vuil het gaat:
Bacteriën op de toiletbril
A
droogvuil
B
aangekleefd vuil
C
onzichtbaar vuil

Slide 19 - Quiz

Geef aan om wat voor soort vuil het gaat:
Een vlek chocolademelk op het aanrecht
A
droog vuil
B
aangekleefd vuil
C
onzichtbaar vuil

Slide 20 - Quiz

Waar of niet waar?
Reinigingsmiddelen= voor zichtbaar vuil
Desinfecteermiddelen= voor onzichtbaar vuil
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Waarom is klamvochtig schoonmaken beter dan afstoffen?

Slide 22 - Open question

Wanneer gebruiken we een rode kleur doek?

Slide 23 - Open question

Hoe heet het materiaal wat je op de foto ziet? En waar wordt het voor gebruikt?

Slide 24 - Open question

Wat betekenen de volgende pictogrammen?

Slide 25 - Open question

Bijtend

Slide 26 - Slide


Slide 27 - Open question

Schadelijk/Irriterend

Slide 28 - Slide

Wat is een voordeel van drogen aan de waslijn? En wat is een nadeel?

Slide 29 - Mind map

Ergonomie
Jill werkt bij een kinderopvang.
Ze dweilt de vloer.

Geef Jill een tip om te letten op een ergonomische houding. 

Slide 30 - Slide

Tip
Werk met een rechte rug. 

Wat is ergonomie?
Ergonomie een juiste werkhouding om lichamelijk en/of geestelijke overbelasting te voorkomen.
Bijvoorbeeld op de juiste manier tillen, niet te zwaar te tillen, gebruik maken van tilliften enz

Slide 31 - Slide

Onderhoud
Hoe kan je een stofzuiger onderhouden?
Hoe kan je een waterkoker onderhouden?

Slide 32 - Slide

Hoe kan je een stofzuiger onderhouden?
Vervang de zak als deze vol is. In de stofzuiger zit meestal ook een filter, vervang deze regelmatig, dan blijft de zuigkracht goed.

Hoe kan je een waterkoker onderhouden?
Natuurazijn 

Slide 33 - Slide

Wat is een open vraag en wat is een gesloten vraag?

Slide 34 - Slide

Geef aan of het om non-verbale of verbale communicatie gaat. Je steekt je duim op omdat je het ergens mee eens bent
A
verbaal
B
non-verbaal

Slide 35 - Quiz

Je schudt je hoofd omdat je het ergens niet mee eens bent
A
verbaal
B
non -verbaal

Slide 36 - Quiz

Je vertelt je cliënt welke medicijnen hij moet slikken
A
verbaal
B
non-verbaal

Slide 37 - Quiz

Spreek je later!
A
formeel
B
informeel

Slide 38 - Quiz

Noem een aantal basisvaardigheden die te maken hebben met actief luisteren

Slide 39 - Mind map

- Kijk de bezoeker aan.
- Knik even als je de bezoeker wilt laten weten dat je het begrepen hebt.
- Geef een korte samenvatting van het verhaal dat je hebt gehoord om te controleren of je het goed hebt begrepen.
- Begin niet je eigen verhaal te vertellen.
- Laat de bezoeker uitpraten.
- Stel vragen om de bezoeker beter te begrijpen.

Slide 40 - Slide

Rode bloemen
A
objectief
B
subjectief

Slide 41 - Quiz

Lekkere chocolade
A
objectief
B
subjectief

Slide 42 - Quiz

Slide 43 - Slide

Wat betekent dit symbool?
A
Ontvlambaar
B
Ontplofbaar
C
Giftig
D
Snel ontvlambaar

Slide 44 - Quiz

Wat moet je doen voordat je de vuile was in de wasmachine gaat doen?

Slide 45 - Mind map

Afsluiten

Slide 46 - Slide