5H 11.1 Het bloed

1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Programma
  • Start thema 11 Transport
  • Voorkennis activeren --> vragen over bloed. Wat weten jullie nog?
  • Leerdoelen
  • Uitleg basisstof 11.1 --> Het bloed
  • Filmpje witte bloedcel in actie --> 30 sec. 
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Transport
11.1 Het bloed
11.2 Transportsystemen bij dieren
11.3 Het hart
11.4 De bloedvaten
11.5 Weefselvloeistof en lymfe 



BiNaS tabel 84

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Een slagader...
A
Vervoert bloed naar het hart toe
B
Vervoert bloed van het hart weg

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Een slagader...
A
Vervoert meestal zuurstofrijk bloed
B
Vervoert meestal zuurstofarm bloed

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Heeft de longslagader zuurstofrijk of zuurstofarm bloed?
A
zuurstofrijk bloed
B
zuurstofarm bloed

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

In de spieren gaan........ het bloed uit
A
koolstofdioxide en zuurstof
B
zuurstof en bloed
C
glucose en bloed
D
zuurstof en glucose

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat doen de kransslagaders?
A
brengen bloed naar de longen
B
brengen bloed naar de aders
C
brengen bloed naar de hartkamers
D
brengen bloed naar de hartspier

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Er gaat bloed van de linkerkamer naar een slagader. Is dit zuurstofrijk of zuurstofarm bloed?
A
Zuurstofrijk
B
Zuurstofarm

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Alcohol wordt vervoerd door het bloed.
Door welk bestanddeel van bloed
wordt alcohol vervoer?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
bloedplasma

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de systolische bloeddruk?
A
de druk in de ader tijdens een golf bloed
B
onderdruk
C
de druk in de slagader tijdens een golf bloed
D
ontspanningsfase

Slide 11 - Quiz

De zogenaamde bovendruk (systolische bloeddruk) geeft de druk aan wanneer het hart zich samenknijpt. De onderdruk (diastolische bloeddruk) is de druk wanneer het hart zich ontspant. De bloeddruk kan worden gemeten met een bloeddrukmeter. De bloeddruk wordt uitgedrukt in millimeters kwik, afgekort tot mmHg.
Wat zit er in bloed?

Slide 12 - Mind map

This item has no instructions

Leerdoelen 11.1
  • Je kunt de bestanddelen van bloed met hun kenmerken en functies benoemen
  • Je kunt het proces van bloedstolling beschrijven en verklaren




Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Bloedsamenstelling

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Bloedplasma
  • Ruim de helft van het bloed (55%)
  • Water en opgeloste stoffen + plasma eiwitten
  • Het plasma-eiwit in je bloed: belangrijk voor het constant houden van de osmotische waarde en de bloeddruk
  • 38 graden Celsius
  • pH 7,4
  • Osmotische waarde --> 0,9% NaCl 

Slide 15 - Slide

0,9% NaCl = fysiologische zoutoplossing
Hoe ontstaan bloedcellen?
Stamcellen uit het rode beenmerg 
worden:
  • Rode bloedcellen
  • Witte bloedcellen
  • Bloedplaatjes

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Rood beenmerg
Rood beenmerg
Rood beenmerg
Geel beenmerg

Slide 17 - Slide

In het rode, actieve beenmerg worden bloedcellen aangemaakt. Het beenmerg bevat enkele duizenden stamcellen waaruit elke dag nieuwe bloedcellen ontstaan.
Het gele, niet-actieve beenmerg bestaat vooral uit vetcellen (reserve energie). 
Het ontstaan verschillende bloedcellen, waar in de BINAS?

Slide 18 - Slide

84L
Register --> bloedcellen, vorming
Rode bloedcellen
  • Geen celkern (leven maar ± 4 maanden)
  • Kleine ronde, platte schijfjes --> passen in kleinste bloedvaten 
  • Functie: vervoeren van zuurstof in het bloed m.b.v. hemoglobine
  • Hemoglobine is een eiwit dat via ijzer zuurstof aan zich kan binden.
  • Hemoglobine = rood van kleur 
  • Het hormoon epo (geproduceerd door de nieren)
stimuleert de aanmaak van rode bloedcellen in het 
rode beenmerg


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Rode bloedcellen
  • De productie van epo (erytropoëtine) is afhankelijk van de zuurstokvoorziening.
  • Bloedarmoede --> het bloed bevat niet voldoende hemoglobine
  • CO2 --> vooral vervoerd in het cytoplasma van rode bloedcellen
  • Hemoglobine draagt ook bij aan het koolstofdioxidetransport
  • Afbraak rode bloedcellen --> rode beenmerg, mild en de lever. Het ijzer wordt hergebruikt voor de aanmaak van nieuwe rode bloedcellen. 



Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Regeling aanmaak rodebloedcellen epo () 
De productie van epo (erytropoëtine) is afhankelijk van de zuurstofvoorziening.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Negatieve terugkoppeling



Tekort aan zuurstof in bloed --> nieren produceren meer EPO --> rode beenmerg produceert hierdoor meer rode bloedcellen.

Veel rode bloedcellen vervoeren zuurstof --> veel zuurstof in bloed --> nieren produceren minder EPO --> rode beenmerg produceert hierdoor minder rode bloedcellen
etc.

pO2
Het opgeloste zuurstof in het bloed wordt de pO2 genoemd en wordt gemeten in mmHg. De pO2 is de partiële druk van zuurstof in bloed.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Witte bloedcellenen
  • Betrokken bij afweer tegen ziekten
  • Wel een celkern
  • Geen vaste vorm --> kunnen uit een bloedvat treden
  • Functie: Afweer tegen lichaamsvreemde cellen/stoffen
  • Pus --> veel dode witte bloedcellen

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Witte bloedcellen 

  • Vorming uit stamcellen rode beenmerg. Ontwikkelen zich daarna in de mild / lymfeknopen.
  • Ze ruimen ook de resten van dode bloedcellen op.
  • Typen --> o.a. macrofagen (fagocyteren) en lymfocyten (vormen antistoffen en geheugencellen)

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 25 - Video

This item has no instructions

Bloedplaatjes
  • Stukjes van uiteengevallen cellen
  • Functie: spelen een rol bij de bloedstolling 
  • (bv. als een bloedvat beschadigd raakt)
  • Trombose = het stollen van bloed in een bloedvat (bloedpropje kan los schieten)
  • per mm3 --> 300.000 bloedplaatjes

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Het proces van bloedstolling
1. Samentrekking van spieren rondom bloedvaten
2. Bloedplaatjes hechten aan plaats van wond
3. Bloedplaatjes gaan ten gronde, stoffen komen vrij. De vrijkomende stoffen (fibrinogeen en stollingsfactoren) brengen een keten van reacties op. 
4. Fibrine vormt een netwerk van draden

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

BiNaS 84O

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 30 - Video

This item has no instructions

Slide 31 - Link

This item has no instructions


Huiswerk

Lezen 11.1
Maken opdracht 1 t/m 10
+ begrippenlijst maken







Herhalen en/of extra oefenen

Oefenen Biologiepagina.nl


Slide 32 - Slide

This item has no instructions