Blok 1 versneld...?Interacties.reader.aangepast

Interactievaardigheden 
Deze periode:


* Begeleiden van onderlinge interacties tussen kinderen

1 / 47
next
Slide 1: Slide
interactievaardighedenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Interactievaardigheden 
Deze periode:


* Begeleiden van onderlinge interacties tussen kinderen

Slide 1 - Slide

Vandaag:
  • video Begeleiden van onderlinge interacties
  •  Kinderopvang als proeftuin voor sociale relaties
  • inclusie
  • rol van pedagogisch medewerker

Slide 2 - Slide

Welke interactievaardigheden zijn er

Slide 3 - Open question

Basisvaardigheden
Bij basisvaardigheden gaat het meer om de basis van hoe je omgaat met kinderen, je houding. Je kijkt naar hoe kinderen in hun vel zitten, wat hun behoeften zijn en hoe je daarbij aan kunt sluiten.

1.  Sensitieve responsiviteit
2. Respect voor autonomie
3. Structuur bieden en grenzen stellen


Educatieve vaardigheden
Educatieve vaardigheden gaan vooral over het
stimuleren van de ontwikkeling van het kind.

4. Praten en uitleggen
5. Ontwikkelingsstimulering
6. Begeleiden van interacties tussen kinderen

Slide 4 - Slide

Sensitieve responsiviteit







Door het kind het gevoel te geven dat je het goed begrijpt (sensitief) en op
een positieve manier reageert (responsief), ervaart het kind deze veiligheid
bij jou als pedagogisch medewerker
non-verbale signalen:
de lichaamshouding, gebaren,
gezichtsuitdrukking, stemgebruik en intonatie. 
Kinderen ontwikkelen door jouw sensitief-responsieve houding:

1. vertrouwen in de ander
2. zelfvertrouwen
3. een gevoel van eigenwaarde

Slide 5 - Slide

Sensitief
Sensitief zijn; letten op signalen van kinderen

Hoe weet je wat kinderen willen, denken en voelen? 

Hoe jonger het kind, hoe meer non-verbale communicatie het kind gebruikt 

Non-verbaal; lichaamshouding, gebaren, gezichtsuitdrukking, stemgebruik en intonatie)

Slide 6 - Slide

Positieve Signalen
Energievol - Het kind heeft energie en heeft zin om te spelen;
 
Betrokkenheid - Het kind is betrokken bij het spel;

Geeft niet snel op - Het kind toont doorzettingsvermogen;

Vraagt om hulp - Het kind voelt zich veilig genoeg om hulp te vragen van een ander;

Neemt initiatief - Het kind voelt zich zelfverzekerd genoeg om zelf initiatief te nemen;

Ontspannend - Het kind is niet gestresst en heeft plezier;

Openheid - Het kind voelt zich veilig genoeg om open te zijn tegenover de pm'er. 

Slide 7 - Slide

Kijkvraag
Observeer de jongen met het blauwe shirt. Bekijk de signalen van de jongen en bepaal of je denkt dat hij zich goed voelt. Geef een toelichting bij de observatie. Gebruik daarbij de eerder genoemde kenmerken:
 
Energie, Betrokkenheid, Doorzettingsvermogen, Vraagt om hulp, Neemt initiatief, Ontspannenheid, Openheid

Mijn STOC; interactievaardigheden sensitief (4)

Slide 8 - Slide

Temperament
Activiteit - Is het kind rustig of erg beweeglijk;

Stemming/Regelmaat - Heeft het kind regelmaat gevonden;

Aanpassen - Hoe past het kind zich aan in nieuwe situaties;

Toenaderen/Terugtrekken - Hoe reageert het kind op prikkels;

Intensiteit - Hevigheid van reageren;

Reactiedrempel - Hoe snel reageert het kind op nieuwe dingen;

Aandachtsspanne - Hoelang is de concentratieboog. 

Slide 9 - Slide

Hechting

Slide 10 - Mind map

Slide 11 - Slide

Respect voor de autonomie

Kijkvraag: Hoe zie je dat er respect is voor de autonomie van de kinderen?


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Kijkvraag: Hoe zie je dat er respect is voor de autonomie van de kinderen?

Slide 16 - Mind map

Je respecteert ook de zienswijze van het kind
Tegen een kind dat huilt zeg je dus niet: ‘Rustig maar hoor,
het valt best mee, niks aan de hand.’ 

Hoewel het lief bedoeld is, toon je zo minder respect voor autonomie dan wanneer je zegt: ‘Ik zie dat je verdrietig bent,
vertel eens wat er aan de hand is.

Slide 17 - Slide

3. Structuur bieden en grenzen stellen
Bij deze interactievaardigheid gaat het erom dat je een kind een kader kan geven, waarbinnen zij de ruimte heeft. Het gaat bijvoorbeeld om regels,
rituelen, ritme, omgangsvormen en afspraken die draaien om het individuele kind, maar ook om het groepsproces.

Opdracht: Bespreek in groepjes van 4.                                                                              Hoe doen jullie dit op stage/ je werkplek. 

Slide 18 - Slide

4. Praten en uitleggen
* Informatie en uitleg geven, aansluitend bij de situatie, de interesse en het
   ontwikkelingsniveau van het kind;

* Mét kinderen praten in plaats van tegen kinderen praten;

* Kinderen ruimte geven om zelf een inbreng te hebben in gesprekken;

* De inbreng van kinderen in gesprekken serieus nemen en daar op een passende wijze op
   reageren.



Slide 19 - Slide



Kijkvraag: Welke vaardigheden of vaardigheid denk je al te beheersen en waarom?

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Kijkvraag: Welke vaardigheden of vaardigheid denk je al te beheersen en waarom?

Slide 22 - Open question

5. Ontwikkelingsstimulering

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Zone van de naaste ontwikkeling

verschil tussen wat een kind zelf kan en waar het hulp bij nodig heeft

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Begeleiden van interacties
Bij deze interactievaardigheid gaat het erom dat je kinderen
stimuleert om onderdeel uit te maken van een groep. 


Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

kinderopvang als proeftuin voor sociale relaties
Ieder kind heeft eigen behoeftes, verlangens en belangen
dat leidt tot een complex spel van onderlinge afstemming: ruzies, emoties, vriendschappen van wisselende duur, samenspelen en alleen spelen.

In de kinderopvang kunnen kinderen oefenen met de onderlinge relaties en rollen. (doel 3 van het pedagogisch curriculum)

Slide 31 - Slide

De relaties tussen kinderen voltrekken zich vaak los van de volwassenen in het dagelijks leven en tijdens het vrij spel.

Gezamenlijke momenten zoals een maaltijd of een kringgesprek lenen zich goed om sturing te geven aan het sociaal handelen in de groep.

Slide 32 - Slide

Denk aan oefenen van:
  • De beurt nemen
  • spreektijd opeisen
  • luisteren naar anderen
  • rekening houden met groepsbelangen
  • wachten op elkaar
  • omgaan met kinderen die je niet zo leuk vind 

Slide 33 - Slide

Rol van pedagogisch medewerker
jij speelt een belangrijke rol bij het begeleiden van het groepsproces.

Hoe kun je zorgen voor een aangename en veilige sfeer in de groep, waarin je situaties kan creëren waarin interacties tussen kinderen op een vanzelfsprekende manier ontstaan.

Slide 34 - Slide

Inclusie
Dat wil zeggen dat iedereen in de groep wordt opgenomen en dat de PM-er verschillen tussen kinderen bewust erkent en waardeert.
Het zal jouw taak zijn om steeds een groep te vormen waar ieder kind de mogelijkheid krijgt om zichzelf te zijn en mee te doen.

Slide 35 - Slide

Je kunt het volgende doen:
  • Creëer gezamenlijkheid en maak die zichtbaar
  • werk in kleine stamgroepen met kinderen met dezelfde leeftijd 
  • geef ruimte aan vriendschappen
  • Laat voorbeeldgedrag zien in de omgang met anderen
  • zorg dat je zelf minder in het middelpunt staat

Slide 36 - Slide

interactie stimuleren
  • zorg voor activiteiten/ materiaal en inrichting die uitnodigen tot samenspel
  • laat rituelen ontstaan
  • leg gezamenlijke belevenissen vast
  • geef aandacht aan nieuwe kinderen
  • versterk positieve interacties
  • ondersteun kinderen in de interacties met elkaar
  • ondersteun bij botsingen en conflicten 

Slide 37 - Slide

interacties begeleiden bij baby's
Vanaf de geboorte beschikken de baby's over spiegelneuronen.

Daardoor kunnen ze zich inleven in de gevoelens of ervaringen van een ander.

Dit activeert de verschillende emoties in hun eigen hersenen.

Slide 38 - Slide

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat baby’s al op zeer jonge leeftijd sociaal gedrag vertonen
* 2 maanden - interesse in elkaar. Kijken, geluidjes maken, naar elkaar lachen.

* 3 tot 2 maanden - kijken baby’s waar een ander naar kijkt.

Vanaf zes maanden beginnen ze te begrijpen wat mensen willen en kunnen ze daarop reageren met hulpgedrag (iets pakken, iets aangeven, iets doen).

 * * Als je bijvoorbeeld iets wilt oprapen waar je niet bij kunt, dan helpt de baby door er naar toe te kruipen en het voor je op te pakken. Ze blijken ook te begrijpen wat iemand non-verbaal wil duidelijk maken.

Slide 39 - Slide

* 7 maanden - meedoen met een ander kind
* 8 a 9 maanden - voorwerpen aan een ander geven
* heeft de volwassenen pijn en gaat die dan lachen kijken ze verbaasd
* observeren van sociaal gedrag van volwassenen
* vanaf een jaar - proberen ze andere kinderen te helpen

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Wat kun je doen als PM-er om baby's met elkaar in contact te brengen?

Slide 42 - Open question

Denk aan:
  • Door ze bij elkaar te leggen
  • baby's mee laten kijken bij wat andere kinderen doen en dit benoemen.
  • betrekken bij het groepsgebeuren. Op schoot  bijvoorbeeld mee laten kijken bij een activiteit en benoemen wat er gebeurt
  • zelf spelletjes te doen met een baby: imitatiespelletjes, kiekeboe
  • aparte ruimte bijv grondbox voor de baby's waar ze veilig kunnen spelen

Slide 43 - Slide

video babymatje
  • Welke contactinitiatieven zie je?
  • Hoe reageren de baby's op andere kinderen?
  • Hoe stimuleert de PM-er positieve interacties van de baby's met andere kinderen?

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Link

video babymatje
  • Welke contactinitiatieven zie je?
  • Hoe reageren de baby's op andere kinderen?
  • Hoe stimuleert de PM-er positieve interacties van de baby's met andere kinderen?

Slide 46 - Slide

Zijn er nog vragen?

Slide 47 - Slide