Grammatica klas 3 woordsoorten en zinsdelen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 4

Grammatica

Leerdoel

Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin herkennen en benoemen. 

Redekundig ontleden

1

2

3

4

5

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

werkwoordelijk gezegde

zinsdeelstrepen

'In alle delen van de wereld willen mensen blijkbaar de Nederlandse taal leren.'

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

1. delen
2. willen
3. de Nederlandse taal
4. leren

'In alle delen van de wereld willen mensen blijkbaar de Nederlandse taal leren.'
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

'In alle delen van de wereld willen mensen blijkbaar de Nederlandse taal leren.'
Wat is het onderwerp in deze zin?

'In alle delen van de wereld willen mensen blijkbaar de Nederlandse taal leren.'

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

1. In alle delen van de wereld
2. blijkbaar
3. de Nederlandse taal
4. Er zit geen lijdend voorwerp in deze zin.

Met welke woordsoort kan een lijdend voorwerp nooit beginnen?

1. lidwoord
2. telwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. voorzetsel

'In alle delen van de wereld willen mensen blijkbaar de Nederlandse taal leren.'

Tot welke woordsoort behoort 'in'?

1. lidwoord
2. voorzetsel
3. aanwijzend voornaamwoord
4. persoonlijk voornaamwoord

'In alle delen van de wereld willen mensen blijkbaar de Nederlandse taal leren.'

Tot welke woordsoort behoort 'alle'?

1. telwoord
2. voorzetsel
3. bijvoeglijk naamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

'In alle delen van de wereld willen mensen blijkbaar de Nederlandse taal leren.'

Tot welke woordsoort behoort 'de'?

1. lidwoord
2. voorzetsel
3. aanwijzend voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

'In alle delen van de wereld willen mensen blijkbaar de Nederlandse taal leren.'

Tot welke woordsoort behoort 'wereld'?

1. werkwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. zelfstandig naamwoord

'In alle delen van de wereld willen mensen blijkbaar de Nederlandse taal leren.'

Tot welke woordsoort behoort 'willen'?

1. werkwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. zelfstandig naamwoord

'In alle delen van de wereld willen mensen blijkbaar de Nederlandse taal leren.'

Tot welke woordsoort behoort 'Nederlandse'?

1. werkwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. zelfstandig naamwoord

Wat is GEEN bezittelijk voornaamwoord?

1. me
2. mijn
3. je
4. jouw

'Hij is dol op zijn nieuwe cavia.'

Welk antwoord is juist?

1. Hij = PSV zijn = PSV
2. Hij = BZV zijn = BZV
3. Hij = BZV zijn = PSV
4. Hij = PSV zijn = BZV

Aan de slag!

Wat?	Les 9 en 10 af
Hoe?	Zelfstandig, in stilte.
Hulp?	Docent
Tijd?	Tot ...... uur
Resultaat?	Les 9 en 10 af.
Klaar?	Aan docent laten zien/ Nakijken/ Lezen