14-9 Hfst 1 Woordenschat met uitleg

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

1. een synoniem zoeken
synoniem = 2 woorden met dezelfde betekenis

In deze fabriek produceren ze badmode. Ze maken er bikini's, badjassen en zwembroeken

Slide 5 - Slide

2. omschrijving of definitie zoeken

De jonge profvoetballer laat zijn zaken regelen door iemand anders. Deze manager werkt ook voor andere voetballers

Slide 6 - Slide

3. een voorbeeld zoeken

Jongeren die iets hebben vernield, krijgen soms een taakstraf, zoals papier prikken of onkruid weghalen

Slide 7 - Slide

4. een tegenstelling zoeken

Nieuwe games zijn soms prijzig, maar in de uitverkoop zijn ze goedkoop

Slide 8 - Slide

5. een bekend woorddeel zoeken
  • samenstelling                                             bv. prijsverhoging

  • woord met voorvoegsel                          bv. hergebruiken

  • woord met achtervoegsel                      bv. waardevol

Slide 9 - Slide

6. woordenboek

Kun je de betekenis van een woord niet bedenken met behulp van één van de vijf andere woordraadstrategieën: 

gebruik dan een woordenboek              ( 6e woordraadstrategie)

                                                                                

Slide 10 - Slide

bij welk woord zoek je in het woordenboek de betekenis van
'aangeschaft'
A
geschaft
B
aangeschaft
C
aanschaffen
D
schaft aan

Slide 11 - Quiz

zoeken in het woordenboek

Bij werkwoordsvormen: zoek bij het hele werkwoord

Voorbeeld:            loopt --> lopen
                                  gevestigd --> vestigen

Slide 12 - Slide

bij welk woord zoek je in het woordenboek de betekenis van 'processen'
A
processen
B
proces
C
processie
D
prosecco

Slide 13 - Quiz

zoeken in het woordenboek

bij zelfstandige naamwoorden: 
zoek altijd  het enkelvoud van een woord

Voorbeeld:            certificaten--> certificaat
                                   bijwerkingen --> bijwerking

Slide 14 - Slide

Bij welk woord zoek je in het woordenboek de betekenis van
'commerciële'
A
commercie
B
commerciele
C
kommercie
D
commercieel

Slide 15 - Quiz

zoeken in het woordenboek


de korte vorm van het woord

Voorbeeld:            sportieve--> sportief
                                   transparante --> transparant

Slide 16 - Slide

Bij welk woord zoek je in het woordenboek de betekenis van
'gezondheidsrisico'
A
gezond
B
heid
C
gezondheid of risico
D
riskant

Slide 17 - Quiz

zoeken in het woordenboek

bij samenstellingen:
een deel van de samenstelling

Voorbeeld:            Facebookprofiel--> profiel
                                   inschrijftermijn --> termijn

Slide 18 - Slide

Bladzijde 26 en 27
timer
10:00

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

timer
3:00

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Doel
Leestekens goed kunnen gebruiken

Slide 25 - Slide

Zelfstandig werken
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
hoofdstuk 1, onderdeel Taalverzorging, opdracht 1, 2, 3, 4, en 5.


Hoe
Alleen en in stilte, schrijf je vragen voor de volgende les op.
Tijd
de rest van de les, tot de bel gaat.
Klaar?
doe stil iets voor jezelf.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide