H3, Grammatica bedrijvend, lijdend, 13-01-20

Welkom


Pak je leesboek, boek, schrift en pen erbij, dan kunnen we snel beginnen :)

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom


Pak je leesboek, boek, schrift en pen erbij, dan kunnen we snel beginnen :)

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
11.20 - 11.30 - Lezen in leesboek
11.30 - 11.45 - Huiswerk bespreken
11.45 - 11.55 - Uitleg bedrijvende of lijdende vorm bij zinnen
11.55 - 12.05 - Zelfstandig werken



Slide 2 - Slide

Tien minuten lezen, in stilte.

Slide 3 - Slide

Huiswerk bespreken
De oefenenzinnen ** + opdracht 4 (blz. 130)

Zet een krul als je het goed hebt
Verbeter je antwoord als je het fout hebt

Slide 4 - Slide

Even oefenen...**
Noteer van de onderstaande zinnen het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde. 
1. Hij is een week ziek geweest van de Mexicaanse griep.
2. Het schilderij schijnt erg mooi geworden te zijn.
3. Dat heet nu vandalisme!
4. Mijn zusje is wel vaker jaloers.
5. Het spatbord was snel gerepareerd.
6. We hebben voor het reisje een jaar gespaard.
7. Uiteindelijk is ook hij volwassen geworden.
8. Het bouwen van die brug was niet gemakkelijk.

** (** betekent moeilijkere oefenzinnen) (Klaar? Maak opdracht 4 in je schrift!)

Slide 5 - Slide

Bedrijvende of lijdende vorm
Zinnen kunnen of in de bedrijvende of in de lijdende vorm staan.

In de bedrijvende (actief) vorm doet het onderwerp iets:
De verkoopster geeft het bonnetje aan de klant.

In de lijdende (passief) vorm wordt er iets met het onderwerp gedaan:
Het bonnetje wordt door de verkoopster aan de klant gegeven.



Slide 6 - Slide

Bedrijvende of lijdende vorm
Zinnen in de bedrijvende vorm: (actief)
De hovenier legt de tuin aan.
De vrouw geeft de man een nieuw horloge.
Zinnen in de lijdende vorm: (passief)
De tuin wordt door de hovenier aangelegd.
Het horloge wordt door de vrouw aan de man gegeven. 

Waarom moet je dit weten?
Lijdende zinnen moet je zovaak mogelijk proberen te schrijven als bedrijvende zinnen. Deze zinnen zijn namelijk makkelijker te lezen en beter te begrijpen. Hierdoor kan je betere stukken schrijven. 

Slide 7 - Slide

Zelfstandig werken
Wat? Opdracht 5 en 6.1 en 6.2  op blz. 131
Hoe? Je mag  zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt een kwartier om deze opdracht te maken
Klaar? Lees de theorie op blz. 133, 134 en 135 en maak opdracht 9, 10 en 11 ook. Of ga lezen in je leesboek


Slide 8 - Slide

Spelletje
Waarom doen we een spelletje?

Op het vwo ligt druk altijd erg hoog om geen fouten te maken, maar juist is het van fouten waar je zo van kunt leren. Daarom heb ik deze oefening bedacht zodat we kunnen lachen om elkaars fouten en het niet als iets negatiefs of zwaars zien. 

Slide 9 - Slide

Spelletje
We gaan zo een kring maken. Eén persoon staat in het midden. Deze persoon noemen we de Billy. 

Ronde 1:
"Ik ben de Billy. Ik wijs zo iemand aan en zeg 'BillyBillyBob!'. Als je niet 'Bob!' zegt voordat ik uitgesproken ben, word jij de nieuwe Billy”. Eerst doen we dit nog in een langzaam tempo, maar dit wordt natuurlijk steeds sneller. 

Slide 10 - Slide

Spelletje
Ronde 1:
"Ik ben de Billy. Ik wijs zo iemand aan en zeg 'BillyBillyBob!'. Als je niet 'Bob!' zegt voordat ik uitgesproken ben, word jij de nieuwe Billy”. Eerst doen we dit nog in een langzaam tempo, maar dit wordt natuurlijk steeds sneller. 

Ronde 2:
"De Billy mag nu ook alleen maar "Bob" zeggen. Als je aangewezen wordt, mag je niks zeggen. Zeg je wel 'Bob' dan ben je af en word je de Billy."

Slide 11 - Slide

LET OP
Het naamwoordelijk gezegde bestaat altijd uit twee delen!

In de zin: Het verhaal is ongeloofwaardig geworden.

nwg: is ongeloofwaardig geworden
werkwoordelijk-deel: is geworden
naamwoordelijk-deel: ongeloofwaardig

Slide 12 - Slide

LET OP 
Mijn vader is naar Zuid-Afrika afgereisd. 

Heeft deze zin een werkwoordelijk of een naamwoordelijk gezegde?

  • Deze zin heeft een werkwoordelijk gezegde omdat is in deze zin een hww en geen kww. Daarnaast is afreizen niet één van de koppelwerkwoorden waardoor dit geen naamwoordelijk gezegde is. 
  • Let dus goed op het verschil tussen hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord en koppelwerkwoord in de zinnen. 

Slide 13 - Slide

Even oefenen (opdracht 3, blz. 130)

Het bouwen van deze brug in het zuiden van India | was | erg arbeidsintensief. 

Is was in deze zin een koppelwerkwoord?

Slide 14 - Slide