2vw3 27-03-2023

Lekker lezen 10 min
- doelen vorige les
- weektaak
- voornaamwoorden 




1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 41 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lekker lezen 10 min
- doelen vorige les
- weektaak
- voornaamwoorden 




Slide 1 - Slide

2 VW3 doel van vorige les
Je leert het naamwoordelijk gezegde herkennen
Je weet wat je moet doen om de leerdoelen te behalen
- Ik kan lijdende en bedrijvende zinnen van elkaar onderscheiden.
- Ik kan het bnw in een zin met een kww benoemen. 


Slide 2 - Slide

extra opdracht
Is deze gemaakt?

Wie nog niet? Graag inleveren via Its Learning!

Stappenplan leerdoelen inleveren en evalueren

Slide 3 - Slide

doel deze les
- Ik kan vragende, aanwijzende, betrekkelijk en onbepaalde voornaamwoorden benoemen.
 

- Ik kan telwoorden benoemen.

Slide 4 - Slide

let op maken rest weektaak
opdracht 7, 10,11,12 en 13 vanaf blz. 132.

Slide 5 - Slide

Spelling
Maken in de les werkwoordspelling extra opdrachten en inleveren bij docent.

Klaar?
lezen gele blok blz. 140en 141
weektaak maken
Opdr. 1, 2, 3, 6 vanaf blz. 138

Slide 6 - Slide

weektaak:
Maken:
Opdr. 1, 2, 3, 6 + extra opdr. werkwoordspelling

Let op ook nog van vorige week opdrachten nog maken?

Slide 7 - Slide

nakijken weektaak in clusteruur
Maken:
Opdr. 3, 4 + extra opdracht wwg/nwg

Heb je ook de stappen gevolgd voor jezelf gevolgd?
Dit helpt je om de leerdoelen te behalen!

Gebruik je stappenplan!

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

aan de slag in de les
1. wil je vzv herhalen en oefenen dan maak je opdracht 1
2. weet je hoe je het vzv kunt vinden in de tekst dan mag je beginnen met opdracht 2 

3. oefenen met toepassen? maken opdracht 3

4. uitdaging: maken opdracht 4 

Slide 10 - Slide

Koppelwerkwoord

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen (heten, dunken en voorkomen)

ZWOBBELS



Slide 11 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!

Slide 12 - Slide

Wel of geen naamwoordelijk gezegde?
Stel drie vragen:
Vraag 1: Staat er een vorm van één van de negen koppelwerkwoorden in de zin?
Vraag 2: Gaat het in de zin om een ‘toestand’ (ook wel: eigenschap)?
Vraag 3: Wordt er in de zin iets over het onderwerp gezegd?

Slide 13 - Slide

zinnen in bedrijvende of lijdende vorm 
- Waarom moeten we dit weten?
- Actieve zinnen zijn vaak makkelijker te lezen en te begrijpen
- Vlotter in taalgebruik

Hoe gaan we dit leren?

Slide 14 - Slide

stappenplan om het leerdoel te behalen
Voorbereiding:
Stap 1: je weet wat de werkwoordstijden zijn zoals geleerd in H2 op blz. 80 OTT, OVT, VTT, VVT (maak een samenvatting, en herhaal opdracht 7)
Stap 2: weet je nog hoe je het lijdend voorwerp kunt vinden in zinnen? (Wie of wat + ow + gez) (diegene of datgene die de werking van het ww ondergaat, Ik koop brood.)


Slide 15 - Slide

Stap 3: Lezen gele blokje op blz. 131. Maak eventueel een overzichtje voor jezelf. Oefen met opdracht 5.

Stap 4: Luister naar de uitleg van de docent en maak aantekeningen. We bespreken opdracht 5. 

Slide 16 - Slide

bedrijvende vorm/actieve vorm
De verkoopster geeft het bonnetje aan de klant

de verkoopster = ow, 
de verkoopster doet iets
de verkoopster voert de handeling uit 



Slide 17 - Slide

lijdende vorm/passieve vorm
Het bonnetje wordt aan de verkoopster gegeven
het bonnetje = ow, 
met het bonnetje wordt iets gedaan, het doet zelf niets
het onderwerp ondergaat de handeling 

zin staat in de lijdende/passieve vorm

Slide 18 - Slide

actieve (bedrijvende) zin
Een actieve zin is korter;
Een actieve zin heeft de handeling als persoonsvorm;
Een actieve zin heeft als onderwerp degene die handelt.

Slide 19 - Slide

Soms kun je prima een lijdende vorm gebruiken:

Als degene die handelt onbekend of voor de context niet zo belangrijk is
Er is al drie keer ingebroken bij de buren.
Mama wordt morgen geopereerd.
Er zijn wijzigingen in het besturingssysteem aangebracht.

Slide 20 - Slide

Als je de 'schuldige' wilt beschermen of verzwijgen
De kliko is niet buitengezet. (passief) (ipv: Ik heb de kliko niet buitengezet, actief)
Het proefwerk is slecht gemaakt. (passief) (ipv: Ik heb slecht lesgegeven, actief)

Slide 21 - Slide

In een ACTIEVE ZIN (ook wel 'bedrijvende zin') verricht het onderwerp de handeling.
Ik maak het proefwerk goed.
Gordon heeft de soep door de afvoer gegooid.

In een PASSIEVE ZIN (ook wel 'lijdende zin') ondergaat het onderwerp de handeling,
EEN PASSIEVE ZIN HEEFT DUS NOOIT EEN LIJDEND VOORWERP

Slide 22 - Slide

Opdracht 5
1 bedrijvende vorm vtt                           2 lijdende vorm ovt
3 bedrijvende vorm ott                          4 lijdende vorm vtt
5 lijdende vorm ott                                  6 lijdende vorm vvt

Slide 23 - Slide

 vr.vnw, aanw.vnw, betr.vnw, onbep.vnw en telw.

Leer het overzicht voor de volgende les.
oefenen op cambiumned

Slide 24 - Slide

Evaluatie en volgende les
Hoe ging de les voor jou?
Wat heb je nodig om aan de slag te kunnen? Heb je nog tips en of tops?
Volgende les:
je leerdoelenkaart heb je ingevuld en laat 
je zien
Herhalen woordsoortbenoeming


Slide 25 - Slide

aan de slag in de les
1. wil je vzv herhalen en oefenen dan maak je opdracht 1
2. weet je hoe je het vzv kunt vinden in de tekst dan mag je beginnen met opdracht 2 

3. oefenen met toepassen? maken opdracht 3

4. uitdaging: maken opdracht 4 

Slide 26 - Slide

Koppelwerkwoord

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen (heten, dunken en voorkomen)

ZWOBBELS



Slide 27 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!

Slide 28 - Slide

Wel of geen naamwoordelijk gezegde?
Stel drie vragen:
Vraag 1: Staat er een vorm van één van de negen koppelwerkwoorden in de zin?
Vraag 2: Gaat het in de zin om een ‘toestand’ (ook wel: eigenschap)?
Vraag 3: Wordt er in de zin iets over het onderwerp gezegd?

Slide 29 - Slide

zinnen in bedrijvende of lijdende vorm 
- Waarom moeten we dit weten?
- Actieve zinnen zijn vaak makkelijker te lezen en te begrijpen
- Vlotter in taalgebruik

Hoe gaan we dit leren?

Slide 30 - Slide

stappenplan om het leerdoel te behalen
Voorbereiding:
Stap 1: je weet wat de werkwoordstijden zijn zoals geleerd in H2 op blz. 80 OTT, OVT, VTT, VVT (maak een samenvatting, en herhaal opdracht 7)
Stap 2: weet je nog hoe je het lijdend voorwerp kunt vinden in zinnen? (Wie of wat + ow + gez) (diegene of datgene die de werking van het ww ondergaat, Ik koop brood.)


Slide 31 - Slide

Stap 3: Lezen gele blokje op blz. 131. Maak eventueel een overzichtje voor jezelf. Oefen met opdracht 5.

Stap 4: Luister naar de uitleg van de docent en maak aantekeningen. We bespreken opdracht 5. 

Slide 32 - Slide

bedrijvende vorm/actieve vorm
De verkoopster geeft het bonnetje aan de klant

de verkoopster = ow, 
de verkoopster doet iets
de verkoopster voert de handeling uit 



Slide 33 - Slide

lijdende vorm/passieve vorm
Het bonnetje wordt aan de verkoopster gegeven
het bonnetje = ow, 
met het bonnetje wordt iets gedaan, het doet zelf niets
het onderwerp ondergaat de handeling 

zin staat in de lijdende/passieve vorm

Slide 34 - Slide

actieve (bedrijvende) zin
Een actieve zin is korter;
Een actieve zin heeft de handeling als persoonsvorm;
Een actieve zin heeft als onderwerp degene die handelt.

Slide 35 - Slide

Soms kun je prima een lijdende vorm gebruiken:

Als degene die handelt onbekend of voor de context niet zo belangrijk is
Er is al drie keer ingebroken bij de buren.
Mama wordt morgen geopereerd.
Er zijn wijzigingen in het besturingssysteem aangebracht.

Slide 36 - Slide

Als je de 'schuldige' wilt beschermen of verzwijgen
De kliko is niet buitengezet. (passief) (ipv: Ik heb de kliko niet buitengezet, actief)
Het proefwerk is slecht gemaakt. (passief) (ipv: Ik heb slecht lesgegeven, actief)

Slide 37 - Slide

In een ACTIEVE ZIN (ook wel 'bedrijvende zin') verricht het onderwerp de handeling.
Ik maak het proefwerk goed.
Gordon heeft de soep door de afvoer gegooid.

In een PASSIEVE ZIN (ook wel 'lijdende zin') ondergaat het onderwerp de handeling,
EEN PASSIEVE ZIN HEEFT DUS NOOIT EEN LIJDEND VOORWERP

Slide 38 - Slide

Opdracht 5
1 bedrijvende vorm vtt                           2 lijdende vorm ovt
3 bedrijvende vorm ott                          4 lijdende vorm vtt
5 lijdende vorm ott                                  6 lijdende vorm vvt

Slide 39 - Slide

 vr.vnw, aanw.vnw, betr.vnw, onbep.vnw en telw.

Leer het overzicht voor de volgende les.
oefenen op cambiumned

Slide 40 - Slide

Evaluatie en volgende les
Hoe ging de les voor jou?
Wat heb je nodig om aan de slag te kunnen? Heb je nog tips en of tops?
Volgende les:
je leerdoelenkaart heb je ingevuld en laat 
je zien
Herhalen woordsoortbenoeming


Slide 41 - Slide