Unit 5 lesson 5 - Short yes/no answers en bijwoorden

1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Unit 5 lesson 5
Grammar: short yes/no answers

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Uitleg:
Het is in het Engels niet beleefd om alleen maar met yes of no te antwoorden. In plaats daarvan gebruik je een korte zin:

Ja- antwoorden maak je zo: Yes, + voornaamwoord + het eerste werkwoord uit de vraagzin.
Nee- antwoorden maak je zo: No, + voornaamwoord+ het eerste werkwoord uit de vraagzin + not / n't 

Slide 5 - Slide

Grammar: short yes/no answers
Do you think this is easy?          Yes, I do / No, I don't
Can we leave early today?   Yes, you can / No, you can't 
Would you like some chocolate?    Yes, I would / No, I wouldn't
Are you watching a film?   Yes, I am / No, I am not

Slide 6 - Slide

Wat doe je om een short yes/no answer te geven?
A
Je herhaalt het 1e werkwoord
B
Je herhaalt alle werkwoorden
C
Je herhaalt de hele zin
D
Je zegt alleen 'yes' of 'no'

Slide 7 - Quiz

Short Yes and no answers!
Are you in the English class right now? Yes,
A
I are
B
I am
C
I aren’t
D
I am not

Slide 8 - Quiz

Short yes/no answers:
Will you help me? (+)

Slide 9 - Open question

Short yes/no answers:
Did he do his homework? (-)

Slide 10 - Open question

Short yes/no answers:
Can the dogs jump over those fences? (-)

Slide 11 - Open question

Give the short yes/no answer:
Does Richard like that? -

Slide 12 - Open question

Bijwoorden - Word order
- Bijwoorden zeggen iets over hoe vaak iets gebeurd (bijwoorden van frequentie)
- Bijwoorden die iets zeggen over de plaats (bijwoorden van plaats
- Bijwoorden die iets zeggen over waar of waarheen (bijwoorden van tijd)

Slide 13 - Slide

Bijwoorden van tijd staan altijd voor het hoofdwerkwoord:
We always eat sandwiches for lunch.
I never shout at my dog.

Andere bijwoorden van tijd: often, usually en sometimes

Slide 14 - Slide

Bijwoorden van plaats staan aan het eind van de zin:
My bike is in the shed.
They left for france.

Kan van alles zijn zolang het een plaats aanduid.

Slide 15 - Slide

Bijwoorden van tijd staan meestal eind van de zin bij extra nadruk voor aan de zin
They left two days ago.
Yesterday I fixed my bike.

Andere voorbeelden: Last week, tomorrow, last year, last weekend, 2 hours ago

Slide 16 - Slide

Als plaats en tijd beide in de zin staan komt plaats voor tijd:


Ezelsbruggetje:
De P van plaats komt in het alfabet voor de T van tijd

Slide 17 - Slide