L'imparfait (B)

L'imparfait
De verleden tijd  

Er was eens .../ Il était une fois...
1 / 33
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

L'imparfait
De verleden tijd  

Er was eens .../ Il était une fois...

Slide 1 - Slide

Je gebruikt de "imparfait" om te vertellen hoe iets was of om te vertellen over gewoontes uit het verleden
Mon père jouait de la guitare quand il était jeune.

Ma mère chantait dans une chorale.

Slide 2 - Slide

Zo maak je de "imparfait" :
Stap 1 : Neem de nous-vorm van de présent.
ex:nous jouons, nous chantons.

Stap 2 : Haal -ons uitgang eraf
jij krijgt : jou-     chant-    

Slide 3 - Slide

Stap 3 : Voeg de uitgangen van de "imparfait " toe.
Bij je = -ais, tu = -ais, il/elle/on = -ait
nous = -ions, vous = -iez, ils/elles = -aient

Let op de "i " bij de nous en vous-vormen

Slide 4 - Slide

Je jouais     Tu jouais      Il jouait /Elle jouait/ On jouait 

Nous jouions   Vous jouiez   Ils jouaient /Elles jouaient

On prononce ensemble !






Slide 5 - Slide

De "imparfait" van être is bijzonder...
De vorm is ONREGELMATIG 

Slide 6 - Slide

Je kunt hier NIET de  nous vorm van de Présent nemen. 
Het is de enige uitzondering : de 'imparfait-stam' is: ét-
J'étais
Tu étais
Il / Elle / On était
Nous étions
Vous étiez
Ils / Elles étaient

Slide 7 - Slide

Onregelmatige werkwoorden (schrijf in je schrift!)
vouloir(willen): nous voulons
pouvoir(kunnen) : nous pouvons
venir(komen):nous venons
partir(vertrekken): nous partons
sortir(uitgaan): nous sortons

Slide 8 - Slide

Onregelmatige werkwoorden (schrijf in je schrift!)
aller(gaan): nous allons
faire(maken, doen): nous faisons
voir(zien): nous voyons
boire(drinken) : nous buvons

Slide 9 - Slide

Souligne les formes à l'imparfait et traduis 8 formes

Slide 10 - Slide

Devoirs:
Étudier: L'imparfait
Faire: ex.sur l'imparfait

Slide 11 - Slide

Welke vorm van het tegenwoordige tijd moet ik gebruiken om l'imparfait te maken?
A
Je-form
B
Vous-form
C
Nous-form
D
Ils-form

Slide 12 - Quiz

Je gebruikt 'l'imparfait' om te praten over...
A
een actie in de toekomst
B
een actie die nu gebeurt
C
een actie in het verleden
D
gewoontes in het verleden

Slide 13 - Quiz

De uitgangen van ''l'imparfait'' zijn :
A
ai, as, a,ons, ez, ont
B
ais,ais,ait,ions,iez,aient
C
e,es,e,ons,ez,ent
D
ai, as,a.âme,âtes, èrent

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste vorm van de "imparfait" van Jij danste?
A
tu dansais
B
tu danssais
C
tu dansait
D
tu dansaient

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video

dansais
chantions
jouiez
adorais
allait
aimaient
il
tu
vous
elles
je
nous

Slide 17 - Drag question

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?
A
J'était
B
Je suis été
C
J'étais
D
J'êtrais

Slide 18 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "venir" in de imparfait?
A
Je venait
B
Je venais
C
je vennais
D
je venirais

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?
A
ils était
B
ils étaient
C
ils étais
D
ils étions

Slide 20 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "vouloir" in de imparfait?
A
ils voulait
B
ils voulaient
C
ils voulais
D
ils voulions

Slide 21 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "partir" in de imparfait?
A
tu partirais
B
tu partait
C
tu partiez
D
tu partais

Slide 22 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "aller" in de imparfait?
A
nous allions
B
nous irons
C
nous vasions
D
nous alions

Slide 23 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?
A
nous étions
B
nous sommions
C
nous étrons
D
nous sommiez

Slide 24 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "faire" in de imparfait?
A
nous faisions
B
nous faisons
C
nous fairons
D
nous faisiez

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Video

traduis en français:
ik keek
A
je regarde
B
je regardait
C
je regardais
D
j'ai regardé

Slide 27 - Quiz

traduis en français:
jullie hadden
A
vous avez
B
vous avoirez
C
vous avriez
D
vous aviez

Slide 28 - Quiz

traduis en français:
zij waren
A
elles étaient
B
elles sommaient
C
ils sont
D
ils êtraient

Slide 29 - Quiz

Texte à trous: NATHALIE  de Gilbert Bécaud
Je gaat nu zelf luisteren naar een chanson waarin vaak de imparfait wordt gebruikt. Tijdens het luisteren vul je het juiste werkwoord -in de imparfait- in.



Slide 30 - Slide

Slide 31 - Link

que sais-tu maintenant sur l'imparfait?

Slide 32 - Mind map

AU TRAVAIL!!
Verbuga

Slide 33 - Slide