Basis - Les 27 - Hoe herken je een verband in de tekst?

Vandaag
  • Huiswerk nakijken
  • Terugblik
  • Lesdoel
  • Theorie
  • Aan de slag!
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vandaag
  • Huiswerk nakijken
  • Terugblik
  • Lesdoel
  • Theorie
  • Aan de slag!

Slide 1 - Slide


A
Boomdiagram
B
Stroomdiagram
C
Tijdlijn
D
Standaardformulier

Slide 2 - Quiz


A
Boomdiagram
B
Stroomdiagram
C
Tijdlijn
D
Standaardformulier

Slide 3 - Quiz


A
Boomdiagram
B
Stroomdiagram
C
Tijdlijn
D
Standaardformulier

Slide 4 - Quiz

Lesdoel
Je leert hoe je teksten beter begrijpt door op verbanden te letten.

Slide 5 - Slide

Theorie
Teksten > verbanden > signaalwoorden

Waarom zitten er verbanden in een tekst?

Slide 6 - Slide

Opsomming: Zaken worden achter elkaar opgenoemd.
- Ten eerste, ook, bovendien, verder

Oorzaak en gevolg: De gebeurtenis heeft invloed op de volgende gebeurtenis.
- Zodat, doordat, waardoor, hierdoor
Opsomming: Zaken worden achter elkaar opgenoemd. 
- Ten eerste, ook, bovendien, verder 
 
Oorzaak en gevolg: De gebeurtenis heeft invloed op de volgende gebeurtenis. 
- Zodat, doordat, waardoor, hierdoor


Slide 7 - Slide

Tegenstelling: Er worden tegengestelde dingen genoemd.
- Maar, hoewel, toch daarentegen

Voorbeeld: Er wordt extra informatie gegeven.
- Zo, zoals, bijvoorbeeld

Tijd: Tijdsvolgorde
- Eerst, terwijl, vervolgens, nu
Tegenstelling: Er worden tegengestelde dingen genoemd. 
- Maar, hoewel, toch daarentegen 
 
Voorbeeld: Er wordt extra informatie gegeven. 
- Zo, zoals, bijvoorbeeld 
 
Tijd: Tijdsvolgorde 
- Eerst, terwijl, vervolgens, nu

Slide 8 - Slide

Doel en middel: Het middel zorgt ervoor dat je je doel kunt bereiken. 
- Om (te), door middel van, waarmee

Conclusie: Er staat een conclusie of samenvatting in.
- Kortom, daarom, dus

Slide 9 - Slide

Ten eerste vind ik Amsterdam een mooie stad en verder vind ik het een gezellige stad.
A
Oorzaak en gevolg
B
Opsomming
C
Doel en middel
D
Tijd

Slide 10 - Quiz

Ik slik elke dag een vitaminepil om te voorkomen dat ik griep krijg.
A
Tijd
B
Doel en middel
C
Opsomming
D
Tegenstelling

Slide 11 - Quiz

Opruimen is niet mijn sterkste kant. Rotzooi maken kan ik daarentegen wel goed.
A
Tegenstelling
B
Voorbeeld
C
Opsomming
D
Conclusie

Slide 12 - Quiz

Als je komende zomer met je vrienden een week op vakantie wilt, heb je veel geld nodig; dus het is verstandig een baantje te nemen.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Conclusie
D
Doel en middel

Slide 13 - Quiz

Aan de slag!
  • Heb je een vraag? Dan steek je je vinger op.   
  • Je mag individueel of in tweetallen werken.   
  • Maak opdracht 1 tot en met 13 van les 27.   
  • Lees de theorie nog een keer door bij opdracht 3 (Dit is ook de opdracht!)   
  • We gaan het samen nakijken.  

Slide 14 - Slide