hoofdstuk 18

welkom
Pak je lees- en lesboek.
We gaan eerst lezen.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

welkom
Pak je lees- en lesboek.
We gaan eerst lezen.

Slide 1 - Slide

leesvaardigheid teksstructuur
In hoofdstuk 17 opbouw: inleiding, kern, slot. 
Functie van de alinea.
Functiewoorden: aanleiding, voorbeeld, conclusie, gevolg.
Iedere alinea heeft een functie, functiewoorden worden niet altijd gegeven.

Slide 2 - Slide

tekststructuur samenhang 
macrostructuur = inleiding kern slot

microstructuur = samenhang binnen alinea's
functiewoord - over de functie van een alinea
verbindingswoord (signaalwoord) - verband tussen zinnen of deelzinnen

Slide 3 - Slide

soorten verbindingen
Verbindingen hebben hun eigen verbindingswoorden.
Schema op blz 74.
In het proefwerk moet je de verschillende functie- en verbindingswoorden kunnen herkennen en benoemen welke soort verbinding je herkent.

Slide 4 - Slide

opdrachten blz 75
opdracht 1 bespreken we in de les.
opdracht 2 a. als, voorwaarde
opdracht 3
kies: opdracht 4 of 5
opdracht 6

Slide 5 - Slide

opdracht 1
Functiewoorden geven het verband aan tussen alinea’s en grotere tekstdelen.
Verbindingswoorden geven het verband aan tussen zinnen binnen een alinea en kleinere tekstdelen.

Slide 6 - Slide

opdracht 2
a als – voorwaarde
b met name – verduidelijking
c voordat – tijd
d omdat – reden, oorzaak, gevolg
e zo – voorbeeld
f daardoor – reden, oorzaak, gevolg

Slide 7 - Slide

g hoewel – inperking
h hetzelfde geldt – vergelijking
i dus – conclusie
j kortom – samenvatting

Slide 8 - Slide

opdracht 3
a als – tijd
en – opsomming
en – opsomming
om te beginnen – opsomming
daarna – tijd
dan – tijd

Slide 9 - Slide

b Bijvoorbeeld: ‘Donald pakt snel zijn telefoon zodat hij 112 kan bellen’.
c Bijvoorbeeld: Met stokkende stem zegt hij: ‘Mijn vriend is dood, daardoor weet ik niet wat ik
moet doen.’
 

Slide 10 - Slide

b Bijvoorbeeld: ‘Donald pakt snel zijn telefoon zodat hij 112 kan bellen’.
c Bijvoorbeeld: Met stokkende stem zegt hij: ‘Mijn vriend is dood, daardoor weet ik niet wat ik
moet doen.’
 

Slide 11 - Slide

opdracht 4 en 5
4. Terwijl is in a verbinding in tijd en in zin b tegenstelling.

5. Voorwaarde: Als je gaat leren, haal je vast een voldoende.
     Voorbeeld: Bij vakken als Nederlands en Engels werkt dat heel goed

Slide 12 - Slide

opdracht 6
Je moet een tekst intensief lezen om verbanden tussen zinnen te begrijpen. Het gaat namelijk om
verbanden op microniveau. Verbanden worden soms aangegeven met verbindingswoorden, maar
niet altijd. Een tekst scannen is daarom niet genoeg om de verbanden tussen zinnen te begrijpen.

Slide 13 - Slide