Oefenvragen thema 3 basisstof 1 en 2

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Twee leerlingen doen een bewering over de dubbele bloedsomloop.

Liane: ‘Per omloop gaat het bloed twee keer door het hart.’
Jason: ‘Er stroomt alleen maar zuurstofrijk bloed door de grote bloedsomloop.’

Wie heeft/hebben gelijk?

1. Liane heeft gelijk
2. Jason heeft gelijk
3. Liane en Jason hebben gelijk
4. Liane en Jason hebben geen gelijk

Via welk bloedvat stroomt het bloed de rechterboezem van het hart binnen?

1. Via de longader
2. Via de longslagader
3. Via de aorta
4. Via de holle ader

Welk deel van het hart pompt het bloed naar je hoofd?

1. De linkerkamer
2. De rechterkamer
3. De linkerboezem
4. De rechterboezem

Welk deel van het hart pompt bloed in de kleine bloedsomloop?

1. De rechterkamer
2. De linkerkamer
3. De rechterboezem
4. De linkerboezem

De functie van de kleine bloedsomloop is …

1. zuurstof opnemen in het bloed en kooldioxide afgeven
2. kooldioxide opnemen in het bloed en zuurstof afgeven
3. zuurstof en kooldioxide opnemen in het bloed

Als het bloed door de grote bloedsomloop stroomt, passeert het een aantal delen van het bloedvatenstelsel.
Door welke delen van het bloedvatenstelsel stroomt het bloed achtereenvolgens, als het door de grote bloedsomloop gaat?

1. linker harthelft – organen van het lichaam – rechter harthelft
2. linker harthelft – longen – rechter harthelft
3. rechter harthelft – organen van het lichaam – linker harthelft
4. rechter harthelft – longen – linker harthelft

Welke van de volgende bloedvaten behoren tot de grote bloedsomloop?

aorta – longslagader – onderste holle ader – beenader – longader

1. Alleen de aorta en onderste holle ader
2. De aorta, beenader en onderste holle ader
3. De aorta en de longslagader
4. De longslagader en de longader

Via welk van de genummerde bloedvaten verlaat zuurstofrijk bloed het hart?

1. Via bloedvat 2
2. Via bloedvat 3
3. Via bloedvat 4
4. Via bloedvat 5

Welk nummer geeft het deel van hart aan dat het bloed naar de longen pompt?

1. Nummer 6
2. Nummer 7
3. Nummer 8
4. Nummer 9

Via welk van de genummerde bloedvaten komt zuurstofarm bloed, vanuit de benen het hart binnen?

1. Via bloedvat 1
2. Via bloedvat 2
3. Via bloedvat 3
4. Via bloedvat 5

Er worden twee beweringen gedaan over het hart in de afbeelding.

1. De delen 6 en 7 van het hart ontvangen bloed uit aders.

2. Het bloed dat het hart verlaat via bloedvat 3, komt het hart weer binnen via bloedvat 4.
Welke bewering is of welke zijn juist?

1. De beweringen zijn allebei onjuist
2. De beweringen zijn allebei juist
3. Alleen bewering 1 is juist
4. Alleen bewering 2 is juist

In welk bloedvat of welke bloedvaten pompt de rechterkamer bloed?

1. In de aorta
2. In de bovenste en onderste holle ader
3. In de longslagaders
4. In de longaders

Als afwijking komt bij de mens weleens een opening in de wand tussen de linker- en rechter harthelft voor.
Deze opening veroorzaakt een vermindering van de hoeveelheid …

1. kooldioxide in het bloed van de holle aders
2. zuurstof in het bloed van de aorta
3. zuurstof in het bloed van de longaders
4. zuurstof in het bloed van de longslagaders

Wat is de functie van de hartkleppen?

1. ze verhinderen dat bloed uit de boezems in de aders stroomt
2. ze verhinderen dat bloed uit de rechterharthelft in de linkerharthelft stroomt
3. ze verhinderen dat bloed uit de kamers in de boezems stroomt
4. ze verhinderen dat zuurstofrijk bloed vermengd wordt met zuurstofarm bloed

In de afbeelding is een dwarsdoorsnede door de borstkas van de mens schematisch getekend.
P geeft een harthelft aan. P is door een bloedvat verbonden met orgaan Q. Dit bloedvat is niet getekend.Welke harthelft wordt aangegeven met P? En welk orgaan wordt aangegeven met Q?

1. P = linker harthelft Q = de lever
2. P = linker harthelft Q = een long
3. P = rechter harthelft Q = de lever
4. P = rechter harthelft Q = een long

In de afbeelding is een dwarsdoorsnede door de borstkas van de mens schematisch getekend. P geeft een harthelft aan. P is door een bloedvat verbonden met orgaan Q. Dit bloedvat is niet getekend.
Welk bloedvat verbindt deel P met orgaan Q?

1. De aorta
2. De leverader
3. Een longader
4. Een longslagader

Tijdens het samentrekken van de kamers zijn de……

1. hartkleppen open en de slagaderkleppen ook
2. hartkleppen open en de slagaderkleppen dicht
3. hartkleppen dicht en de slagaderkleppen ook
4. hartkleppen dicht en de slagaderkleppen open

Welk deel van het hart heeft de meest gespierde wand?

1. De linkerboezem
2. De linkerkamer
3. De rechterboezem
4. De rechterkamer

Bij het inademen van tabaksrook wordt er nicotine uit deze rook opgenomen in het bloed.

In welk deel van het hart komt het eerst bloed met daarin nicotine?

1. In de linkerkamer
2. In de rechterkamer
3. In de linkerboezem
4. In de rechterboezem

Welke delen van het hart en bloedvaten zijn rijk aan zuurstof?

1. De delen 1, 2 , 3, 6 en 8
2. De delen 6, 7, 8 en 9
3. De delen 4, 5, 7 en 9
4. De delen 3, 4, 5, 7 en 9

Een bloedcel bevindt zich in de holle ader van een mens.
Op weg naar de linker kamer worden onder andere de volgende delen gepasseerd:
1. de longader
2. de longslagader
3. de rechterboezem
In welke volgorde worden de genoemde delen gepasseerd?

1. 1 - 2 - 3
2. 2 - 1 - 3
3. 3 - 1 - 2
4. 3 - 2 - 1

Welke van onderstaande beweringen is onjuist?

1. Kamers zijn gespierder dan boezems
2. De rechterkamer is gespierder dan de linkerkamer
3. De linkerkamer bevat zuurstofrijk bloed De linkerkamer en linkerboezem zijn zuurstofrijk
4. De rechterkamer pompt in de kleine bloedsomloop

In de afbeelding hieronder is een microscopisch beeld van bloed weergegeven. De verschillende bestanddelen van het bloed zijn aangeduid met letters. 

Sleep de namen van de bestanddelen van het bloed naar de juiste plaats.

P

Q

R

S

witte bloedcel

rode bloedcel

bloedplasma

bloedplaatje

Welke bloeddeeltjes spelen een rol bij de bloedstolling?

1. rode bloedcellen
2. witte bloedcellen
3. bloedplaatjes

In de afbeelding hiernaast is een microscopisch beeld van bloed weergegeven. De verschillende bestanddelen van het bloed zijn aangeduid met letters.

In welk van deze bestanddelen bevindt zich hemoglobine?

1. in P
2. in Q
3. in R
4. in S

In een druppel bloed worden de aantallen rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes met elkaar vergeleken.
Welke bestanddelen zijn het meest aanwezig (in volgorde van meer naar minder)?

1. bloedplaatjes, witte bloedcellen, rode bloedcellen
2. rode bloedcellen, bloedplaatjes, witte bloedcellen
3. rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes
4. witte bloedcellen, rode bloedcellen, bloedplaatjes

Sikkelcelanemie is een ziekte die in ons land weinig voorkomt. In tropische gebieden komt deze ziekte veel vaker voor. Bij mensen die sikkelcelanemie hebben wijkt de vorm van bepaalde bloeddeeltjes sterk af.

In de afbeelding hiernaast zijn overeenkomstige bloeddeeltjes weergegeven van iemand die aan sikkelcelanemie lijdt en van een gezond persoon.

Welke tekening is gemaakt van het bloed van een persoon met sikkelcelanemie? En welke bloeddeeltjes hebben bij sikkelcelanemie een afwijkende vorm?

1. tekening 1 en de witte bloedcellen hebben een afwijkende vorm
2. tekening 1 en de rode bloedcellen hebben een afwijkende vorm
3. tekening 2 en de rode bloedcellen hebben een afwijkende vorm
4. tekening 2 en de witte bloedcellen hebben een afwijkende vorm

Sikkelcelanemie is een ziekte die in ons land weinig voorkomt. In tropische gebieden komt deze ziekte veel vaker voor. Bij mensen die sikkelcelanemie hebben wijkt de vorm van bepaalde bloeddeeltjes sterk af.

In de afbeelding hiernaast zijn overeenkomstige bloeddeeltjes weergegeven van iemand die aan sikkelcelanemie lijdt en van een gezond persoon.

Welke taak hebben de bloeddeeltjes in de afbeelding hiernaast bij een gezond persoon?

1. zuurstof vervoeren
2. afweer tegen ziekteverwekkers
3. helpen bij de bloedstolling
4. opgeloste stoffen vervoeren

Twee ziekteverschijnselen zijn: constante vermoeidheid en verminderde bloedstolling.
Wouter heeft een tekort aan ijzer.

Welk van deze ziekteverschijnselen kan of welke kunnen bij Wouter door het ijzertekort ontstaan?

1. geen van beiden
2. alleen constante vermoeidheid
3. alleen verminderde bloedstolling
4. zowel constante vermoeidheid als verminderde bloedstolling

Enkele bloedvaten in het lichaam van de mens zijn:

1. De aorta

2. De longader.

3. De longhaarvaten.

4. De onderste holle ader.

Welke van deze bloedvaten behoort of behoren tot de kleine bloedsomloop?

1. alleen 2
2. alleen 1 en 2
3. alleen 2 en 3
4. 1, 2 en 4

In de onderstaande afbeelding  zijn schematisch de lever en een deel van de dunne darm van de mens met aan- en afvoerende bloedvaten getekend. De bloedvaten staan aangegeven met cijfers. De namen van de bloedvaten staan aan de rechterkant.

Sleep nu de namen van de bloedvaten naar het juiste cijfer.

1

2

3

4

leverslagader

darmslagader

poortader

leverader