2V Grammatica herhaling lj1 (2)

2V Grammatica herhaling lj1 (2)
1 / 52
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2V Grammatica herhaling lj1 (2)

Slide 1 - Slide

Zinsdelen
Een zin bestaat uit verschillende zinsdelen.

Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort:

Jan 
| heeft | vorige week | een film | gekeken.


Slide 2 - Slide

Persoonsvorm [pv]
Opdracht
Noteer op je wisbordje op welke 3 manieren je de PV kunt vinden



Slide 3 - Slide

De persoonsvorm vinden: 3 manieren
Jan | heeft | vorige week | een film | gekeken.

1. Vraag makenHeeft Jan vorige week een film gekeken?

2. Getal veranderenWij hebben vorige week een film gekeken.

3. Tijd veranderen: Jan had vorige week een film gekeken


Slide 4 - Slide

Onderwerp [ow]
Opdracht
Noteer op je wisbordje welke vraag je stelt om het onderwerp te vinden.


Slide 5 - Slide

Het onderwerp vinden
Jan | heeft | vorige week | een film | gekeken.

Stel de vraag: Wie/Wat + persoonsvorm?

Wie heeft vorige week een film gekeken? > Jan

Ow = Jan

Slide 6 - Slide

Zinsdelen
Het onderwerp [ow] en de persoonsvorm [pv] zijn zinsdelen.

Jan | heeft | vorige week | een film | gekeken.
ow  |   pv    | ...                      | ....             | ...               .

Het werkwoordelijk gezegde [wg] is ook een zinsdeel.

Slide 7 - Slide

Werkwoordelijk gezegde [wg]
Het werkwoordelijk gezegde [wg] is een zinsdeel dat:

1. bestaat uit ALLE werkwoorden in de zin: heeft + gekeken
2. zegt wat het onderwerp DOET:  (Jan) heeft gekeken

Jan | heeft | vorige week | een film | gekeken
ow  pv+wg | ....                 |......             | wg  .
                          


Slide 8 - Slide

Werkwoordelijk gezegde [wg]
 'in/uit/op' KAN ook ook bij het werkwoordelijk gezegde horen > splitsbaar deel van het werkwoord:

  Ik | sta | elke dag | om 7 uur | op. 
ow pv | elke dag  | om 7 uur | wg.
                 
1. bestaat uit ALLE werkwoorden in de zin: sta + op (opstaan)
2. zegt wat het onderwerp DOET: (Ik) sta op                       


Slide 9 - Slide

Werkwoordelijk gezegde [wg]
 'in/uit/op' KAN ook ook bij het werkwoordelijk gezegde horen
Alleen als in/uit/op bij het werkwoord hoort!
        Ik | heb | op de tafel | geschreven.
     ow |  pv  | op de tafel  | geschreven
  Ik |  wg  op de tafel | wg.         

1. bestaat uit ALLE werkwoorden in de zin: heb + geschreven
    2. zegt wat het onderwerp DOET: (Ik) heb geschreven                      


Slide 10 - Slide

Opdracht:
Je iPad wordt je wisbordje.
Screenshot elk scherm straks. 
Zet zinsdeelstreepjes op de juiste plekken.
Benoem daarna onder elkaar:
pv=                                        lv = 
ow=                                       mv =
wg=                                       bwb = 


Slide 11 - Slide

Zet zinsdeelstreepjes:
Zonder twijfel heeft Bas
de meeste records verbroken
op de jaarlijkse sportdag.


Slide 12 - Slide

Zonder twijfel | heeft | Bas |
de meeste records | verbroken
| op de jaarlijkse sportdag.

     ow = Bas         wg = heeft verbroken

Slide 13 - Slide

Zet zinsdeelstreepjes:
De docenten hebben
voor hun jarige collega
het lokaal met vlaggetjes versierd.


Slide 14 - Slide

Antwoord:
De docenten | hebben | 
voor hun jarige collega |
het lokaal | met vlaggetjes | versierd.

ow = De docenten wg = hebben versierd

Slide 15 - Slide

Zet zinsdeelstreepjes:
De kinderen gaan vanmiddag in het park spelen.   


Slide 16 - Slide

Antwoord:
De kinderen |gaan| vanmiddag|in het park spelen.   
pv = gaan
ow = de kinderen
wg= gaan spelen     

Slide 17 - Slide

Zet zinsdeelstreepjes:
Waarom heb je niet goed geluisterd?  


Slide 18 - Slide

Antwoord:
Waarom | heb | je | niet | goed | geluisterd?  
pv = heb
ow = je
wg = heb geluisterd         

Slide 19 - Slide

Zet zinsdeelstreepjes:
De uitleg over de zinsdelen heb ik tot nu toe begrepen. 

      

Slide 20 - Slide

Antwoord:
De uitleg over de zinsdelen | heb | ik | tot nu toe | begrepen.
pv = heb
ow = ik
wg = heb begrepen

Slide 21 - Slide

Zet zinsdeelstreepjes:
Is je kleine zusje
helemaal alleen 
naar de stad gekomen?

Slide 22 - Slide

Antwoord:
Is | je kleine zusje | 
helemaal alleen |
naar de stad | gekomen?

ow = je kleine zusje wg = is gekomen

Slide 23 - Slide

Zet zinsdeelstreepjes:
Binnenkort zal de gemeente
het stadspark grondig
gaan vernieuwen.

Slide 24 - Slide

Antwoord:
Binnenkort | zal | de gemeente |
het stadsparkgrondig | 
gaan vernieuwen.

Slide 25 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
  • Onderwerp DOET iets
  • Alleen werkwoorden (soms 'te' en 'aan het') 
  • Belangrijkste werkwoord (achteraan) is een zelfstandig werkwoord


Ik heb elke dag de woonkamer gestofzuigd voor mijn moeder.

Naamwoordelijk gezegde
  • Onderwerp IS iets 
  • alle ww +  [naamwoordelijk deel] = eigenschap/toestand v/h ow
  • belangrijkste werkwoord = kww
  • Trucje: het kww kan vervangen worden door zijn, worden en blijven.

Ik ben vorige maand [25 jaar] geworden.

Slide 26 - Slide

Het team van het Nederlands elftal heeft op het WK-voetbal niet goed gepresteerd.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 27 - Quiz

Het team van het Nederlands elftal heeft op het WK-voetbal niet goed gepresteerd.
pv= 
ow=
wg/ng=
lv=
mv=
bwb=

Slide 28 - Slide

Het team van het Nederlands elftal /heeft/ op het WK-voetbal /niet/ goed/ gepresteerd.
pv= heeft
ow= Het team van het Nederlands elftal
wg= heeft gepresteerd
lv= x
mv= x
bwb= niet, goed

Slide 29 - Slide

Kleine kinderen zijn meestal bang in het donker.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 30 - Quiz

Kleine kinderen zijn meestal bang in het donker.
pv= 
ow=
wg/ng=
lv=
mv=
bwb=

Slide 31 - Slide

Kleine kinderen /zijn/ meestal /bang/ in het donker.
pv= zijn
ow= kleine kinderen
wg/ng= zijn [bang]
lv= x
mv= x
bwb= meestal, in het donker

Slide 32 - Slide

Eén van de beroemdste Nederlandse zangers is in ons dorp komen wonen.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 33 - Quiz

Eén van de beroemdste Nederlandse zangers is in ons dorp komen wonen.
pv= 
ow=
wg/ng=
lv=
mv=
bwb=

Slide 34 - Slide

Eén van de beroemdste Nederlandse zangers /is/ in ons dorp/ komen wonen.
pv= is
ow= Eén van de beroemdste Nederlandse zangers
wg/ng= is komen wonen
lv= x
mv= x
bwb= in ons dorp

Slide 35 - Slide

Van de roman Lord of the Rings heeft Peter Jackson in Nieuw Zeeland een prachtige film gemaakt.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 36 - Quiz

Van de roman Lord of the Rings heeft Peter Jackson in Nieuw Zeeland een prachtige film gemaakt.
pv= 
ow=
wg/ng=
lv=
mv=
bwb=

Slide 37 - Slide

Van de roman Lord of the Rings / heeft / Peter Jackson / in Nieuw Zeeland / een prachtige film / gemaakt.

ow = Peter Jackson
wg = heeft gemaakt
lv = een prachtige film
bwb = Van de roman Lord of the Rings
bwb = in Nieuw Zeeland

Slide 38 - Slide

Volgens Bert zal de leraar wiskunde de hele volgende week ziek blijven.
pv= 
ow=
wg/ng=
lv=
mv=
bwb=

Slide 39 - Slide

Volgens Bert / zal / de leraar wiskunde / de hele volgende week / ziek / blijven.

ow = de leraar wiskunde
ng = zal [ziek] blijven
bwb = Volgens Bert
bwb = de hele volgende week

Slide 40 - Slide

Vanuit Nederlands-Indië brachten VOC-schepen allerlei producten naar Nederland.

pv= 
ow=
wg/ng=
lv=
mv=
bwb=

Slide 41 - Slide

Juiste antwoord
Vanuit Nederlands-Indië / brachten / VOC-schepen / allerlei producten / naar Nederland.

ow = VOC-schepen
wg = brachten
lv = allerlei producten
bwb = Vanuit Nederlands-Indië
bwb = naar Nederland

Slide 42 - Slide

Zo’n belastingformulier is voor de meeste Nederlanders veel te ingewikkeld.
pv= 
ow=
wg/ng=
lv=
mv=
bwb=

Slide 43 - Slide

Zo’n belastingformulier / is / voor de meeste Nederlanders / veel te ingewikkeld.

ow = Zo’n belastingformulier
ng = is [veel te ingewikkeld]
mv = voor de meeste Nederlanders

Slide 44 - Slide

Na drie uur zwemmen waren de leerlingen uit 2C bekaf.
pv= 
ow=
wg/ng=
lv=
mv=
bwb=

Slide 45 - Slide

Na drie uur zwemmen /waren/ de leerlingen uit 2C/ bekaf.

pv = waren
ow = de leerlingen uit 2C
ng = waren [bekaf]
bwb = na drie uur zwemmen

Slide 46 - Slide

Leg in je eigen woorden het verschil uit tussen een NG en een WG.

Slide 47 - Open question

Op de A28 staan twee motoragenten bekeuringen uit te delen aan snelheidsduivels.

pv=
ow=
wg/ng=
lv=
mv =
bwb=

Slide 48 - Slide

Antwoord vorige dia
"Op de A28 / staan / twee motoragenten /  bekeuringen / uit te delen / aan snelheidsduivels."

pv = staan
ow = twee motoragenten
wg = staan uit te delen
lv = bekeuringen
mw = aan snelheidsduivels

Slide 49 - Slide

Ontleed deze zin:
In de kantine zal de sponsor alle scheidsrechters trakteren op koffie met gebak.
pv=
ow=
wg/ng=
lv=
mv =
bwb=

Slide 50 - Slide

Antwoord vorige dia
"In de kantine / zal / de sponsor / alle scheidsrechters / trakteren / op koffie met gebak."
pv = zal
ow = de sponsor
wg = zal trakteren
lv = alle scheidsrechters (wie/wat zal de sponsor trakteren?)
mv = X
bwb = In de kantine, op koffie en gebak

Slide 51 - Slide

Ga aan de slag:
Maak van Cursus 5 alle opdrachten die horen bij §1 herhaling leerjaar 1.

Huiswerk di 10-09: Maak §1 cursus 5 af.

Slide 52 - Slide