V1 NN6 Naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde

Zinsdelen:
H4 Het naamwoordelijk gezegde 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Zinsdelen:
H4 Het naamwoordelijk gezegde 

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
* Ik weet hoe ik de zin in zinsdelen moet verdelen.

* Ik weet hoe ik het naamwoordelijk gezegde kan vinden.  





Slide 2 - Slide

Maar eerst...
* ... herhalen van het verdelen in zinsdelen.

* ... herhalen van de zinsdelen persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.



Slide 3 - Slide

Zet zinsdeelstreepjes:
De buurvrouw heeft alle kinderen haar oude Donald Duckjes gegeven. 

Klaar? Benoem pv, wg, ow, lv en mv
Let op: lv en mv staan niet altijd in de zin

Slide 4 - Slide

Zet zinsdeelstreepjes:
Deze week legt de docent de klas het naamwoordelijk gezegde uit. 

Klaar? Benoem pv, wg, ow, lv en mv
Let op: lv en mv staan niet altijd in de zin

Slide 5 - Slide

Zet zinsdeelstreepjes:
Neem jij voor mij volgende week vanwege de training het door jou geleende shirt mee? 
Klaar? Benoem pv, wg, ow, lv en mv
Let op: lv en mv staan niet altijd in de zin

Slide 6 - Slide

Zet zinsdeelstreepjes:
Tijdens de les zijn de meeste kinderen uit de klas goed aan het werk.

Klaar? Benoem pv, wg, ow, lv en mv
Let op: lv en mv staan niet altijd in de zin

Slide 7 - Slide

De buurvrouw heeft alle kinderen haar oude Donald Duckjes gegeven.

A
Iemand/ iets DOET iets
B
Iemand/ iets IS iets

Slide 8 - Quiz

Deze week legt de docent de klas het naamwoordelijk gezegde uit.
A
Iemand/ iets DOET iets
B
Iemand/ iets IS iets

Slide 9 - Quiz

De storm van het afgelopen weekend was erg heftig.
A
Iemand/ iets DOET iets
B
Iemand/ iets IS iets

Slide 10 - Quiz

De storm van het afgelopen weekend heeft veel schade aangericht.
A
Iemand/ iets DOET iets
B
Iemand/ iets IS iets

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

NG en WG samengevat
  • Een gezegde is alles wat je van iemand of iets kunt zeggen.

  • NG: Wat iemand/ iets IS - noteer alle werkwoorden en zet het naamwoordelijke deel tussen [...] (dat zegt iets over het OW)

  • WG: Wat iemand/ iets DOET - noteer alle werkwoorden + aan het, te, zich en het splitsbare deel van het werkwoord.

Slide 13 - Slide

Voorbeeld WG/NG
A Ik heb een heerlijke hotdog gegeten.
B Ik ben de Nederlands kampioen hotdogs eten. 

Iemand/ iets DOET iets in zin ...
Iemand/ iets IS iets in zin ...

Slide 14 - Slide

Het NG noteer je zo:
Iemand IS iets
B Ik ben de Nederlands kampioen hotdogs eten. 

NG = ben [de Nederlands kampioen hotdogs eten]
Het naamwoordelijk deel zegt iets over het OW (ik)

Slide 15 - Slide

Wat moet je echt leren over het NG?

  • Dat er OF een wg is OF een ng (er is altijd maar 1 gezegde!
  • Hoe je het noteert: ng = is [de koning van Nederland] 
  • OEFEN veel.

Slide 16 - Slide

Zet zinsdeelstreepjes:
De DeDe juf van groep 8 is nog altijd mijn favoriete juf.

Klaar? Benoem pv, wg/ng, ow, lv en mv.
Let op: lv en mv staan niet altijd in de zin

Slide 17 - Slide

Zet zinsdeelstreepjes:
De DeDe juf van groep 8 /is / nog altijd/ mijn favoriete juf.

NG = is [mijn favoriete juf]


Slide 18 - Slide

Zet zinsdeelstreepjes:
De DeDe storm was verschrikkelijk krachtig.

Klaar? Benoem pv, wg/ng, ow, lv en mv.
Let op: lv en mv staan niet altijd in de zin

Slide 19 - Slide

Zet zinsdeelstreepjes:
De DeDe storm /was/ verschrikkelijk krachtig.
NG = was [verschrikkelijk krachtig]


Slide 20 - Slide

Zet zinsdeelstreepjes:
De DeDoor de regen en de wind hebben wij lekkage gekregen op zolder.

Klaar? Benoem pv, wg/ng, ow, lv en mv.
Let op: lv en mv staan niet altijd in de zin

Slide 21 - Slide

Zet zinsdeelstreepjes:
De DeDoor de regen en de wind/ hebben /wij/ lekkage /gekregen/ op zolder.
WG = hebben gekregen


Slide 22 - Slide

Aan de slag!
  • Volg de planning HUISWERK ng
  • Stel je vragen indien nodig.
  • Overleg heel zachtjes als het moet.


Klaar?
Maak een keuze:
  • Lees uit je leesboek
  • Lees fictieopdracht 2 door en start ermee.
  • Oefen met grammatica zinsdelen voor TW3
  • Oefen met werkwoordspelling voor week 14

Slide 23 - Slide