signaalwoorden Frans mavo4 5/4
1 / 26
Lesson duration is: 15 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Waarom gebruik je signaalwoorden?
Slide 5 - Open question
OU
A
OF
B
EN
C
MAAR
D
WANT
Slide 6 - Quiz
MAINTENANT
A
VANDAAG
B
MORGEN
C
MAAR
D
NU
Slide 7 - Quiz
SOUVENT
A
ALTIJD
B
VAAK
C
SOMS
D
TOCH
Slide 8 - Quiz
DONC
A
MEER
B
VOORDAT
C
ZONDER
D
DUS
Slide 9 - Quiz
POURTANT
A
BOVENDIEN
B
DAAROM
C
TOCH
D
OOK
Slide 10 - Quiz
TOUJOURS
A
SOMS
B
VAAK
C
ALTIJD
D
NOOIT
Slide 11 - Quiz
ENSUITE
A
OMDAT
B
EERST
C
VERVOLGENS
D
VOORDAT
Slide 12 - Quiz
PAR CONTRE
A
DAARENTEGEN
B
DAARMEE
C
ZONDER
D
SOMS
Slide 13 - Quiz
BIEN QUE
A
TOCH
B
MAAR
C
HOEWEL
D
DUS
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Slide
Welk signaalwoord past?
Je suis fatigué, ______ je dois travailler.
Je suis fatigué, ______ je dois travailler.
A
comme
B
donc
C
puis
D
mais
Slide 16 - Quiz
Welk signaalwoord is geen tegenstelling?
A
mais
B
pour
C
par contre
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
Welk signaalwoord past?
J'aime l'école, ______ j'espère qu'elle ouvrira bientôt ses portes.
J'aime l'école, ______ j'espère qu'elle ouvrira bientôt ses portes.
A
donc
B
mais
C
ensuite
D
par contre
Slide 19 - Quiz
Welk signaalwoord geeft geen conclusie aan?
A
bref
B
donc
C
pourtant
D
enfin
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Slide
Welk signaalwoord past?
D'abord on a mangé, ______ on a fait du sport.
D'abord on a mangé, ______ on a fait du sport.
A
donc
B
par contre
C
puis
D
alors
Slide 22 - Quiz
Welk signaalwoord laat niet zien dat je te maken hebt met een opsomming?
A
donc
B
et
C
de plus
D
ensuite
Slide 23 - Quiz
Sleep de signaalwoorden naar het verband dat zij aangeven.
Opsomming
Reden
Tegenstelling
Conclusie
car
mais
par contre
donc
en plus
au contraire
comme
ensuite
alors
d'abord
puis
parce que
bref
cependant
Slide 24 - Drag question
Slide 25 - Slide
Heb je het doel van deze les (bewust worden van de Franse signaalwoorden en hun verbanden) behaald?
A
ja
B
een beetje
C
nee
