signaalwoorden 2

Welk signaalwoord past in deze zin?
Sie hatten noch viel zu tun, _____ sind sie nach Hause gegangen
A
deswegen
B
deshalb
C
weil
D
nämlich
1 / 14
next
Slide 1: Quiz
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Welk signaalwoord past in deze zin?
Sie hatten noch viel zu tun, _____ sind sie nach Hause gegangen
A
deswegen
B
deshalb
C
weil
D
nämlich

Slide 1 - Quiz

Hoe vertaal je dit signaalwoord? : sogar
A
zeker
B
dus
C
zelfs

Slide 2 - Quiz

Welk signaalwoord hoort hier niet bij?
A
vor allem
B
letztendlich
C
zumal

Slide 3 - Quiz

Wat betekent: allerdings
A
echter
B
zeker
C
bijvoorbeeld
D
toch al

Slide 4 - Quiz

Wat betekent dit signaalwoord?: kaum

Slide 5 - Open question

Wat is de vertaling van dit signaalwoord? : zudem

Slide 6 - Open question

Welk signaalwoord past in deze zin?
Ich habe_____ (=tot nu toe) noch kein Museum besucht.
A
hingegen
B
bislang
C
wie

Slide 7 - Quiz

Welk signaalwoord past in deze zin? Sie hatten 4 _____ 2 Karten reserviert.
A
kaum
B
schließlich
C
statt

Slide 8 - Quiz

Vertaal 'zwar' in de zin: ich habe zwar viel zu tun, aber ich werde da sein
A
zwaar
B
zelfs
C
weliswaar
D
helemaal

Slide 9 - Quiz

Wir haben heute nicht nur Mathe, sondern auch Physik
A
niet nu... maar ook
B
aan de ene kant, aan de andere kant
C
niet alleen... maar ook

Slide 10 - Quiz

Hoe vertaal je het signaalwoord 'trotz' ?
A
ondanks
B
bovendien
C
trots
D
doordat

Slide 11 - Quiz

Vul in: ...... essen,......frühstücken,.....in die Schule fahren
A
zugleich, dann, zuletzt
B
zunächst, nach, zusätzlich
C
zunächst, dann, zuletzt

Slide 12 - Quiz

Er benimmt sich.......ein Clown.
A
als
B
wie
C
es sei denn

Slide 13 - Quiz

Die Fragen sind zu Ende.
Lernt die Signalwörter damit ihr sie erkennnen könnt! (damit)
A
daarmee
B
opdat, zodat
C
daarom

Slide 14 - Quiz