Argumenteren les 5

1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Let op:
Dinsdag 6 juni:         toets Frans tijdens Nederlands

Donderdag 15 juni: Nederlands wordt Frans

Vrijdag 16 juni:          toets Nederlands tijdens Frans

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?

  • Lezen
  • Taalverzorging
  • Argumenteren

Slide 3 - Slide

meisje die...

->Ben je het eens met het standpunt 
    van Eus?
-> Eus noemt zichzelf een taalnazi. 
     Wat bedoelt hij met die term?

Slide 4 - Slide

Zoek op internet:
Wat is er volgens de taalregels fout aan
'meisje die' ?

Slide 5 - Open question

Taalnorm
Taalgevoel
Taalwerkelijkheid

Kunnen we taalverandering tegengaan, denk je?

Slide 6 - Slide

Taalfouten
Zijn er 'taalfouten' waar je je zelf aan ergert?

Slide 7 - Slide

Wees onzichtbaar
Uit hoofdstuk 38 blijkt dat Metin geen goede relatie met zijn vader heeft. Toch blijft hij hopen op enige genegenheid van zijn vader.

a) Waar zie je dat terug in dit fragment?

b) Wat stoort Metin het meest in het gedrag 
     van zijn vader, denk je?

Slide 8 - Slide

Wees onzichtbaar
Als Metin en zijn klasgenoten in hoofdstuk 39 de Cito-uitslag krijgen, hoopt Metin nog op een score van boven de 540, zodat hij naar het vwo kan gaan. 

a) Waarom is dit zo belangrijk voor hem? Noem een aantal redenen.

b) In de ogen van Metin heeft meester Gregory  hem laten vallen. Is dat terecht, vind je?

Slide 9 - Slide

Toetsweek - taalverzorging
  • werkwoordspelling 
  • leenwoorden
  • synoniemen
  • spreekwoorden, gezegden, uitdrukkingen
  • bedrijvende en lijdende vorm
  • verwijswoorden
  • spelling: samenstellingen, hoofdletters, meervoud, verkleinwoorden, apostrof
  • leestekens

Slide 10 - Slide

Leenwoorden
-Woorden die uit een andere taal in het Nederlands zijn terechtgekomen.

-De meeste woorden die we overnemen, worden in de loop van de tijd aangepast aan het Nederlandse spellingsysteem.

Slide 11 - Slide

Leenwoorden - Engels
  • samenstellingen schrijf je als één woord:                                      voicemail, latenightshow
  • rechterdeel van het woord een Engels voorzetsel?  -> koppelteken:  time-out, all-in
  • combinatie is een woordgroep? -> schrijf de delen los:  second opinion, low budget

Slide 12 - Slide

Leenwoorden - Frans
  • accent aigu: café, rosé
  • accent grave: crèche, première
  • accent circonflexe: enquête, gêne
  • zonder accent: controle, diner
  • zoals in het Frans: déjà vu, guillotine

Slide 13 - Slide

synoniemen
twee verschillende woorden met dezelfde betekenis:
  • fiets - tweewieler
  • dier - beest
  • vrolijk - opgewekt
  • netjes - geordend

Slide 14 - Slide

synoniemen
Gebruik synoniemen om variatie in je tekst aan te brengen -> tekst wordt saai als je steeds dezelfde woorden gebruikt.

-woordenboek
-synoniemen.net
-Word (gebruik wel het grondwoord)

Slide 15 - Slide

Synoniem

Bedenk twee woorden die synoniem zijn van elkaar.

Slide 16 - Open question

Wat is een synoniem van liegen

Slide 17 - Open question

Spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegden

Slide 18 - Slide

Spreekwoord
  • Is vrijwel onveranderlijk: dezelfde woorden worden in dezelfde volgorde gebruikt.
  • Is altijd een mededeling, geen vraag.
  • Bevat een werkwoord en vormt een volledige zin.
  • Staat in de tegenwoordige tijd.
  • Is meestal een algemene levenswijsheid.
  
       Na regen komt zonneschijn.

Slide 19 - Slide

Gezegde
  • Een vaste uitdrukking waarin de woorden een figuurlijke betekenis hebben.
  • Een gezegde bevat geen werkwoord en vormt geen volledige zin.

       met hart en ziel, een open deur

Slide 20 - Slide

Uitdrukking
  • Uitdrukkingen lijken erg op gezegden, maar het verschil is dat in een uitdrukking wel een werkwoord voor kan komen. 
  • Vormt een hele zin. 
  • Heeft vaak een figuurlijke betekenis en bevat (in tegenstelling tot een spreekwoord) geen wijsheden.

     Het loopt de spuigaten uit.

Slide 21 - Slide

Even oefenen

Slide 22 - Slide



Jong geleerd, is oud gedaan.
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Gezegde

Slide 23 - Quiz

Hij is met de Noorderzon vertrokken.
A
spreekwoord
B
uitdrukking
C
gezegde

Slide 24 - Quiz

een nieuwsgierig Aagje
A
Spreekwoord
B
uitdrukking
C
gezegde

Slide 25 - Quiz

Een goed begin, is het halve werk.
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Gezegde

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Argumenteren

Slide 28 - Slide

Lezen + Argumenteren
Dit moet je kunnen:
  • hoofdgedachte benoemen
  • hoofd- en bijzaken onderscheiden
  • tekstverbanden benoemen
  • bronnen op betrouwbaarheid beoordelen
  • feit, mening standpunt, argument, tegenargument, weerlegging herkennen en benoemen
  • argumentatieschema maken
Afsluitende leestoets
do 15 juni

Slide 29 - Slide

Schrijfopdracht (100 woorden)
                                        Verkoop je docent op Marktplaats

Schrijf een advertentietekst voor Marktplaats, waarin je een van je docenten verkoopt. Geef zoveel mogelijk argumenten waarom iemand hem/haar zou moeten kopen. Prijs je docent dus echt aan, zodat je een goede verkoop kunt stimuleren (min. 5 argumenten).

-> Bewaar je tekst goed, deze heb je nodig voor een volgende opdracht

Slide 30 - Slide

Werkboekje

Opdracht 4 of 5, je mag zelf kiezen.

Slide 31 - Slide

Extra oefening 

Zet de vijf zinnen om in een argumentatiestructuur.

Slide 32 - Slide