-Woorden die uit een andere taal in het Nederlands zijn terechtgekomen.
-De meeste woorden die we overnemen, worden in de loop van de tijd aangepast aan het Nederlandse spellingsysteem.
Slide 11 - Slide
Leenwoorden - Engels
samenstellingen schrijf je als één woord: voicemail, latenightshow
rechterdeel van het woord een Engels voorzetsel? -> koppelteken: time-out, all-in
combinatie is een woordgroep? -> schrijf de delen los: second opinion, low budget
Slide 12 - Slide
Leenwoorden - Frans
accent aigu: café, rosé
accent grave: crèche, première
accent circonflexe: enquête, gêne
zonder accent: controle, diner
zoals in het Frans: déjà vu, guillotine
Slide 13 - Slide
synoniemen
twee verschillende woorden met dezelfde betekenis:
fiets - tweewieler
dier - beest
vrolijk - opgewekt
netjes - geordend
Slide 14 - Slide
synoniemen
Gebruik synoniemen om variatie in je tekst aan te brengen -> tekst wordt saai als je steeds dezelfde woorden gebruikt.
-woordenboek
-synoniemen.net
-Word (gebruik wel het grondwoord)
Slide 15 - Slide
Synoniem
Bedenk twee woorden die synoniem zijn van elkaar.
Slide 16 - Open question
Wat is een synoniem van liegen
Slide 17 - Open question
Spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegden
Slide 18 - Slide
Spreekwoord
Is vrijwel onveranderlijk: dezelfde woorden worden in dezelfde volgorde gebruikt.
Is altijd een mededeling, geen vraag.
Bevat een werkwoord en vormt een volledige zin.
Staat in de tegenwoordige tijd.
Is meestal een algemene levenswijsheid.
Na regen komt zonneschijn.
Slide 19 - Slide
Gezegde
Een vaste uitdrukking waarin de woorden een figuurlijke betekenis hebben.
Een gezegde bevat geen werkwoord en vormt geen volledige zin.
met hart en ziel, een open deur
Slide 20 - Slide
Uitdrukking
Uitdrukkingen lijken erg op gezegden, maar het verschil is dat in een uitdrukking wel een werkwoord voor kan komen.
Vormt een hele zin.
Heeft vaak een figuurlijke betekenis en bevat (in tegenstelling tot een spreekwoord) geen wijsheden.
Het loopt de spuigaten uit.
Slide 21 - Slide
Even oefenen
Slide 22 - Slide
Jong geleerd, is oud gedaan.
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Gezegde
Slide 23 - Quiz
Hij is met de Noorderzon vertrokken.
A
spreekwoord
B
uitdrukking
C
gezegde
Slide 24 - Quiz
een nieuwsgierig Aagje
A
Spreekwoord
B
uitdrukking
C
gezegde
Slide 25 - Quiz
Een goed begin, is het halve werk.
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Gezegde
Slide 26 - Quiz
Slide 27 - Slide
Argumenteren
Slide 28 - Slide
Lezen + Argumenteren
Dit moet je kunnen:
hoofdgedachte benoemen
hoofd- en bijzaken onderscheiden
tekstverbanden benoemen
bronnen op betrouwbaarheid beoordelen
feit, mening standpunt, argument, tegenargument, weerlegging herkennen en benoemen
argumentatieschema maken
Afsluitende leestoets
do 15 juni
Slide 29 - Slide
Schrijfopdracht (100 woorden)
Verkoop je docent op Marktplaats
Schrijf een advertentietekst voor Marktplaats, waarin je een van je docenten verkoopt. Geef zoveel mogelijk argumenten waarom iemand hem/haar zou moeten kopen. Prijs je docent dus echt aan, zodat je een goede verkoop kunt stimuleren (min. 5 argumenten).
-> Bewaar je tekst goed, deze heb je nodig voor een volgende opdracht
Slide 30 - Slide
Werkboekje
Opdracht 4 of 5, je mag zelf kiezen.
Slide 31 - Slide
Extra oefening
Zet de vijf zinnen om in een argumentatiestructuur.