Zinsontleding onderbouw H/V 2 en 3

Zinsontleding NN6e, H2/3
je oefent in deze slides met zinsontleding
ow = onderwerp
pv = persoonsvorm
wg = werkwoordelijk gezegde
lv = lijdend voorwerp
mv = meewerkend voorwerp
Bwb = bijwoordelijke bepaling
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1-3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Zinsontleding NN6e, H2/3
je oefent in deze slides met zinsontleding
ow = onderwerp
pv = persoonsvorm
wg = werkwoordelijk gezegde
lv = lijdend voorwerp
mv = meewerkend voorwerp
Bwb = bijwoordelijke bepaling

Slide 1 - Slide

Wat is het onderwerp in deze zin:

Tegenwoordig kan geen mens zonder zijn mobieltje

Slide 2 - Open question

Welk zinsdeel is het meewerkend voorwerp in deze zin:

Je mag bijvoorbeeld niet met anderen bellen tijdens een trouwplechtigheid
A
Je
B
met anderen bellen
C
tijdens een trouwplechtigheid
D
er is geen mv

Slide 3 - Quiz

Welk zinsdeel is het lijdend voorwerp in deze zin:

Desondanks hebben veel mensen een probleem met die telefoons
A
veel mensen
B
die telefoons
C
een probleem
D
er is geen lv

Slide 4 - Quiz

Welk zinsdeel is het lijdend voorwerp in deze zin:

Desondanks hebben veel mensen een probleem met die telefoons
A
veel mensen
B
die telefoons
C
een probleem
D
er is geen lv

Slide 5 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling in deze zin:

Bij het huwelijk van haar broer had Ellen haar telefoon niet uitgezet.

Slide 6 - Open question

Ontleed nu de hele zin.
Zorg dat je alle zinsdelen hebt benoemd!

Het apparaat rinkelde luid tijdens zijn jawoord.

Slide 7 - Open question

Kies het werkwoordelijk gezegde:

In Duitsland lette een boer laatst onvoldoende op.
A
lette
B
lette onvoldoende op
C
laatst
D
lette op

Slide 8 - Quiz

Kies het lijdend voorwerp:

Hij maakte met zijn tractor een verkeerde beweging.
A
Hij
B
zijn tractor
C
er is geen lv in de zin
D
een verkeerde beweging

Slide 9 - Quiz

Kies het werkwoordelijk gezegde:

De lading mest viel uit de kantelende aanhanger.
A
mest
B
viel
C
viel uit
D
viel uit kantelende

Slide 10 - Quiz

Kies het onderwerp:

Precies naast de aanhanger reden een vader en zijn dochter in hun cabriolet
A
de aanhanger
B
een vader
C
een vader en zijn dochter
D
een vader en zijn dochter in hun cabriolet

Slide 11 - Quiz

Kies de bijwoordelijke bepaling(en):

Een dag later verscheen een artikel over dit vervelende voorval in de plaatselijke krant
A
Een dag later
B
een artikel
C
over dit hele vervelende voorval
D
in de plaatselijke krant

Slide 12 - Quiz

Kies het onderwerp:

Die twee kregen de hele lading over zich heen
A
Die twee
B
de hele lading
C
zich
D
er is geen ow in deze zin

Slide 13 - Quiz

Wat vond je van deze oefening?
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Wat vind je van LessonUp als tool voor de (online)lessen?
Zou je dit ook in lessen op school willen gebruiken?

Slide 15 - Open question

Vind je dat ik de online lessen goed aanbied?
0100

Slide 16 - Poll

Huiswerk voor de volgende les:
§ Spelling hoofdstuk 3, blz 94 
Maak de startopdracht
Lees de tekst in het groene kader
maak opdrachten 1 en 2
Lukt het niet? Geen paniek! Ik leg het in de volgende les uit!

Slide 17 - Slide