This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
Salut et bienvenue!
Slide 1 - Slide
Grammatica
Nieuw onderwerp!
Het delend lidwoord
Slide 2 - Slide
Wanneer?
Het delend lidwoord gebruik je in het Frans als er in het Nederlands geen lidwoord staat voor het zelfstandig naamwoord.
Hij koopt appels - geen lidwoord voor "appels" in de Nederlandse zin. In een Franse zin gebruik je dan wel een lidwoord of delend lidwoord; j 'achète DES pommes
Slide 3 - Slide
Vormen van het delend lidwoord
du = voor mannelijke woorden = du coca
de la= voor vrouwelijke woorden = de la limonade
de l' = bij klinker of h = de l'eau
des = meervoud = des pommes
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
ATTENTION!
Een delend lidwoord verandert in
de / d' in 2 gevallen, namelijk
1. Na een ontkenning:
(2. Na een woord dat de hoeveelheid aangeeft)
Slide 7 - Slide
EXEMPLES
Je bois de l'eau Je nebois pas d'eau
Elle mange de la viande Elle ne mange pas de viande
Slide 8 - Slide
Résumé
ontkenning? DE of D'
Anders: DU, DE LA, DE l' of DES
Slide 9 - Slide
Even oefenen...
Slide 10 - Slide
Stelling: als je in het NL geen lidwoord gebruikt, gebruik je in het FA een delend lidwoord.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quiz
Het delend lidwoord is een samentrekking van de + het lidwoord.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quiz
Is het delend lidwoord hetzelfde als het lidwoord dat we al kennen (le, la, les, ...)?
A
ja!
B
nee!
Slide 13 - Quiz
Het delend lidwoord kun je vertalen in het Nederlands