Chapitre 7 -Delend lidwoord

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1,2

Salut et bienvenue! 

Grammatica

Nieuw onderwerp! 

Het delend lidwoord

Wanneer?

Het delend lidwoord gebruik je in het Frans als er in het Nederlands geen lidwoord staat voor het zelfstandig naamwoord.

Hij koopt appels - geen lidwoord voor "appels" in de Nederlandse zin. In een Franse zin gebruik je dan wel een lidwoord of delend lidwoord; j 'achète DES pommes

Vormen van het delend lidwoord

du     = voor mannelijke woorden   = du coca

de la= voor vrouwelijke woorden   = de la limonade

de l'  = bij klinker of h                            = de l'eau

des   = meervoud                                   = des pommes

ATTENTION!

Een delend lidwoord verandert in

de / d' in  2 gevallen, namelijk

1. Na een ontkenning: 

(2. Na een woord dat de hoeveelheid aangeeft)

 EXEMPLES

Je bois de l'eau                                   Je ne bois pas d'eau

Elle mange de la viande                  Elle ne mange pas de viande

Résumé

ontkenning?  DE of D'

Anders: DU, DE LA, DE l' of DES

 

Even oefenen...

Stelling: als je in het NL geen lidwoord gebruikt, gebruik je in het FA een delend lidwoord.

1. juist
2. onjuist

Het delend lidwoord is een samentrekking van de + het lidwoord.

1. Juist
2. Onjuist

Is het delend lidwoord hetzelfde als het lidwoord dat we al kennen (le, la, les, ...)?

1. ja!
2. nee!

Het delend lidwoord kun je vertalen in het Nederlands

1. Ja
2. Nee

Je mange ..... poisson (m).

1. de la
2. du
3. de l'
4. des

Elle boit un verre ..... eau minérale

1. de
2. de la
3. de l'
4. des

Il adore .... chewing- gum (m)

1. la
2. le
3. les
4. l'

Elle mange beaucoup ..... salade (v).

1. de
2. du
3. de l'
4. de la

Je ne prends pas.......fromage.

1. de
2. du
3. d'
4. des

Tu vas faire:

Ex. 30a,c,d,e

31 a,c,d,e

32 hiervoor krijg je een woordenboek.

Je zoekt 2 synoniemen in het Frans voor het woord dat is gegeven .

Klaar?

Maak op een apart blaadje ex. 33 en lever in.

Maak op een apart blaadje en lever in:

Je ne bois pas du coca.

1. 
2. 

Il mange des cérises

1. 
2.