Hoofdzin en bijzin

Hoofdzin en bijzin
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdzin en bijzin

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Ik herken hoofdzinnen en bijzinnen in een samengestelde zin.

Schrijf een samengestelde zin op:
Miek loopt naar school, nadat ze een boterham gegeten heeft.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Kennis:
Samengestelde zin 
= een zin die uit meerdere zinnen bestaat, 2 pv's. 
Een voegwoord koppelt de zinnen aan elkaar.

Voegwoord 
= een woord wat twee zinnen samenvoegt.
en, maar, want, dus, of, ook, omdat, daarom, waardoor, nadat

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Een hoofdzin
Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar.

Tip: maak de zin vragend, de pv staat dan vooraan!
Miek loopt naar school, nadat ze een boterham gegeten heeft.


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Een bijzin (= zinsdeelzin)
- De persoonsvorm staat vaak achteraan in de zin.
- Onderwerp en pv staan niet naast elkaar.

Miek loopt naar school, nadat ze een boterham gegeten heeft.




Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Je kan ook twee hoofdzinnen hebben!

Dave zet de fiets op slot en hij gaat de winkel binnen.

Hoofdzin + hoofdzin


Hoofdzin - voegwoord - Hoofdzin

Hoofdzin - en, want, maar, of, dus - Hoofdzin

Schrijf deze 5 voegwoorden op!

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Uitleg alle vormen van samenstellingen:
Hoofdzin + hoofdzin
1. Ik ben ziek, dus ik blijf thuis.

Hoofdzin + bijzin (bijzin = zinsdeelzin)
3. Ik ga naar school, hoewel ik me niet fit voel.

Bijzin + hoofdzin
4. Als ik goed leer voor mijn toets, krijg ik zeker een hoog cijfer.




Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Nog meer voorbeelden

Hoofdzin + hoofdzin:

Neem je rugzak mee of pak je handtas.


Hoofdzin + bijzin:

Ik kan me niet voorstellen, dat Linda nog langer blijft.


Bijzin  + hoofdzin:

Als je nu je spullen niet pakt, dan doe ik het voor je!

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Welke combinaties zijn dus mogelijk?
1. Hoofdzin + Hoofdzin
2. Hoofdzin + Bijzin
3. Bijzin + Hoofdzin



Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Even oefenen
Wat is de hoofd- en bijzin in de volgende zinnen?

a. Mijn moeder hielp mij altijd met Engels, omdat ik dat erg moeilijk vond.
b. Ik moet morgen naar de tandarts, want ik heb kiespijn.
c. De man, met de rode zonnebril, liep snel de winkel uit. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzin of bijzin?
Ik vind het raar dat je ineens ver weg woont.

.....dat je ineens ver weg woont.
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 11 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Hoofdzin of bijzin?
We hopen allebei dat je snel een kaartje stuurt.

We hopen allebei....
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 12 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Hoofdzin of bijzin?
Ze hebben een gewoonte waar ik erg aan moet wennen.
.....waar ik erg aan moet wennen.
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 13 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Hoofdzin of bijzin?
Ze kijken je heel afkeuren aan als je te lang blijft.

... als je te lang blijft.
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 14 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Hoofdzin of bijzin?

Dat doe ik altijd, omdat ik dat nu eenmaal doe.
A
Hoofdzin + bijzin
B
Bijzin + hoofdzin
C
Hoofdzin + hoofdzin
D
Bijzin + bijzin

Slide 15 - Quiz

Het onderwerp (het) staat naast de persoonsvorm (heeft).
Hoofdzin of bijzin?

Ik ben net thuis als plotseling mijn broer de deur opendoet.
A
Hoofdzin + bijzin
B
Bijzin + hoofdzin
C
Hoofdzin + hoofdzin
D
Bijzin + bijzin

Slide 16 - Quiz

Het onderwerp (het) staat naast de persoonsvorm (heeft).
Ik kan de hoofdzin en bijzin uit de samengestelde zin halen.
Ik ben het net aan het leren
Ik oefen het
Ik kan het bijna
Ik kan het

Slide 17 - Poll

This item has no instructions

Slide 18 - Link

This item has no instructions

Aan de slag!
Maak oefening 2, 5 en 7 op blz. 126.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

De bijzin benoemen:
- onderwerpzin
- lijdendvoorwerpszin
- meewerkendvoorwerpszin
- bijwoordelijkebepalingszin

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Onderwerpszin

Wie het nog lastig vindt, mag meer vragen stellen

Hij I mag I meer vragen I stellen

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

lijdendvoorwerpszin
Ik vroeg haar of ik de toets wat later kan inhalen


Ik I  vroeg I  haar I   dat

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Meewerkendvoorwerpszin

Wie gek op zoet is, geef ik snoep

Het kind geef ik snoep

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Bijwoordelijke bepalingszin
Vandaag ga ik naar school (Hoofdzin)

Wanneer de vakantie voorbij is, ga ik naar school (Bijzin-H)

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Voorzetselvoorwerpzin
Ik kijk uit naar wat je gaat doen.

Vaste voorzetsel!

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Link

This item has no instructions