Les 3 natuur - de bloedsomloop

Les 3 natuur - De bloedsomloop
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Les 3 natuur - De bloedsomloop

Slide 1 - Slide

Doelen
  • Je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
  • Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens aders en slagaders benoemen.
  • Je kunt de kleine en de grote bloedsomloop onderscheiden met hun kenmerken en functies.

Slide 2 - Slide

Vorige week - de samenstelling van bloed.
Wat weet je nog van vorige week?
Overleg even met je buurman/buurvrouw.

Slide 3 - Slide

Wat is de samenstelling van bloed?
A
Bloedplaatjes, hemoglobine, bloedplasma
B
Bloedplaatjes, rode en witte bloedcellen en bloedplasma
C
Eiwitten, bloedplasma en bloedcellen
D
Hemoglobine, rode en witte bloedcellen

Slide 4 - Quiz

Een atleet uit Nederland traint enkele maanden in het hooggebergte. Hierna blijkt hij in Nederland tot een grotere prestatie te komen.

Welke verandering in de samenstelling van zijn bloed zal mede tot deze grotere prestatie geleid hebben?
A
Een groter aantal bloedplaatjes.
B
Een grotere hoeveelheid bloedplasma
C
Een groter aantal witte bloedcellen
D
Een groter aantal rode bloedcellen.

Slide 5 - Quiz

De bloedsomloop.
De weg die het bloed door het lichaam aflegt. 

Slide 6 - Slide

3 typen bloedvaten

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Het bloedvatenstelsel van de mens.
Aders en slagaders hebben de naam van het orgaan waar ze naartoe of vanaf lopen. 
(De poortader is een uitzondering.)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

De poortader...
A
… loop van het darmkanaal naar de lever.
B
… loopt van de lever naar het hart.
C
… heeft zuurstof rijk bloed.
D
… bestaat niet.

Slide 11 - Quiz

De poortader is belangrijk.
Wat is waar over de poortader?
A
Vervoert veel voedingsstoffen
B
Vervoert veel zuurstof
C
A en B zijn beide juist
D
A en B zijn beide onjuist

Slide 12 - Quiz

Dubbele bloedsomloop.
Alle zoogdieren en vogels hebben een dubbele bloedsomloop.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

De bloedsomloop bij de mens is een dubbele bloedsomloop. Waarom noemen we het een 'dubbele bloedsomloop'
?
A
Tijdens één complete rondgang door het lichaam stroomt het bloed twee keer door het hart.
B
Tijdens één complete rondgang door het lichaam stroomt het bloed twee keer langs de longen.

Slide 15 - Quiz

Aders en slagaders.
Het hart pomp het bloed in de slagaders. Alle bloedvaten die van het hart afstromen zijn slagaders. De wanden zijn dik. De longslagader bevat als enige slagader zuurstofarm bloed.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Aders
Wat is de functie van de aderkleppen denken jullie?

Slide 18 - Slide

Verschillende soorten bloedvaten.
Geef van de volgende zinnen aan over welk soort bloedvat ze gaan.

Slide 19 - Slide

De bloeddruk in het bloedvat is laag.
A
Slagaders
B
Aders
C
Haarvaten

Slide 20 - Quiz

De bloedstroom in het bloedvat is kloppend.
A
Slagaders
B
Aders
C
Haarvaten

Slide 21 - Quiz

De wand van het bloedvat bevat 1 cellaag.
A
Slagaders
B
Aders
C
Haarvaten

Slide 22 - Quiz


De wand van het bloedvat is dun en weinig elastisch.
A
Slagaders
B
Aders
C
Haarvaten

Slide 23 - Quiz

Het bloed stroomt van het hart naar de organen.
A
Slagaders
B
Aders
C
Haarvaten

Slide 24 - Quiz

In het bloedvat komen kleppen voor.
A
Slagaders
B
Aders
C
Haarvaten

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Video

Bij een ongeluk kan een ader of een slagader beschadigd raken.
Wat is gevaarlijker, een slagaderlijke of aderlijke bloeding. Leg je antwoord uit.

Slide 27 - Open question

Werkblad.
Vul het werkblad bloedvatenstelsel in.

Slide 28 - Slide

Ik kan nu de drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
Nee, nog niet helaas.
Bijna.
Ja natuurlijk! Makkie.

Slide 29 - Poll

Ik kan drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
Ik kan er één noemen.
Ik kan er twee noemen.
Ik kan er drie noemen.

Slide 30 - Poll

Ik kan in het bloedvatenstelsel van de mensen aders en slagaders benoemen.
Nee nog niet.
Ja dat kan ik.

Slide 31 - Poll

Ik ken het verschil tussen de grote en de kleine bloedsomloop en ik weet wat ze doen (wat hun functie is.)
Nee, ik ken het verschil nog niet.
Ik weet het verschil, maar nog niet wat ze doen.
Ik weet het verschil én ik weet wat hun functie is.

Slide 32 - Poll