wk 45: les 3 - leesvaardigheid extra

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Vrijdag 11 november - 2A

• 10 minuten stillezen
• Terugblik: leesvaardigheid signaalwoorden
• Aan de slag!

--> Heeft iedereen titel + schrijver leesboek doorgegeven?

Vorige les heb je geleerd...

...wat verwijswoorden zijn.

Deze les ga je...

...verder oefenen met wat je bij leesvaardigheid hebt geleerd de afgelopen lessen.

Signaalwoorden

Pak pen en papier

Noteer in 1 minuut zoveel mogelijk signaalwoorden

Aan de slag!

• Ga naar Classroom
• Download de tekst
• Lees de tekst 'Topsporter is per definitie slim'
• Maak daarna de vragen op de volgende slides.

1. Welke manier gebruikt de schrijver om de tekst in te leiden?

1. Hij trekt een conclusie.
2. De schrijver stelt een vraag.
3. De schrijver kondigt het onderwerp van de tekst aan.
4. De schrijver nuanceert zijn uitspraak.

2. Schrijf op waarnaar de volgende woorden verwijzen. Schrijf ook het regelnummer op.
a Dat (r. 17)
b Dat (r. 37)
c Die(r.43)
d Dat(r.62)

3. In de inleiding staat een signaalwoord voor het verband een reden.
Schrijf dat signaalwoord op.

4. a. Past het tussenkopje 'Sportprestaties' goed bij de belangrijkste inhoud van alinea 3?
Leg je antwoord uit.
b Bedenk een ander passend tussenkopje voor alinea 3.

5. In regel 41 staat het signaalwoord 'omdat'.
Welk verband geeft dit signaalwoord aan?

6. Op welke manier zijn de derde en vierde alinea met elkaar verbonden? Licht je antwoord kort toe.

7. Schrijf de hoofdzaak/hoofdzaken van alinea 4 op.

8. Schrijf het juiste antwoord op. In deze tekst:

1. brengt de schrijver zijn eigen mening naar voren.
2. geeft de schrijver een of meer meningen van anderen.
3. beschrijft de schrijver een of meer meningen van anderen en voegt daar zijn eigen mening aan toe.

9. a Is tekst4 objectief of subjectief?
b Leg je antwoord uit.

We mogen over anderhalve week weer op vakantie naar twaalf landen, zei premier Rutte gisteren op een persconferentie. Maar is je reisverzekering dan geldig?

a Welke signaalwoord zie je hier?
b. Welk verband hoort daar bij?
c. Noteer de delen van het verband.

De gemeente Amsterdam loopt veel inkomsten mis, zoals toerisme- en parkeerbelastingen. Daarnaast vallen dividenden van bedrijven waar Amsterdam in belegt, zoals Schiphol, lager uit.

a. Welke signaalwoorden zie je hier?
b. Welke verbanden horen daar bij?

De komende tijd houdt de rechtbank zittingen in het provinciehuis. Ook worden er avondzittingen gehouden. De provincie Flevoland stelt de rechtbank in de gelegenheid om gebruik te maken van twee raadszalen. Zo probeert de provincie om zoveel mogelijk zittingen door te laten gaan
a. Welke signaalwoorden zie je hier?
b. Welk verbanden horen daar bij?

Aan de slag!

Lees de tekst  'Een jaar blijven zitten helpt je verder' op de volgende slides.

Maak daarna de vragen.

In de inleiding staat een tegenstelling.

a. Noteer het signaalwoord.
b. Noteer het verband.

Op welke twee manieren zijn de tweede en derde alinea met elkaar verbonden?

1. Een signaalwoord of een signaalwoordgroep
2. Een herhaling van een woord of woordgroep
3. Een overgangszin met een verwijzend woord
4. Een aankondigende zin

Noteer de hoofdzaak van alinea 4.

In alinea 4 staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-reden.
a. Noteer het signaalwoord.

Het tussenkopje 'Anders leren' past niet bij de inhoud van de alinea eronder.

a. Schrijf het deelonderwerp van deze alinea op.
b. Bedenk een passend tussenkopje.

Uitspraak: "Leerlingen mogen best wat vaker blijven zitten."

a. Voor welke leerling(en) geldt deze uitspraak?
b. Schrijf de reden(en) bij deze uitspraak op.

Wat is het tekstdoel van deze tekst?

1. de lezer informeren
2. de lezer amuseren
3. de lezer een mening laten vormen
4. de lezer laten nadenken over het onderwerp

Wat is de tekstvorm van deze tekst?

1. ingezonden brief
2. artikel in krant of tijdschrift
3. column
4. gedicht

Deze tekst is...

1. subjectief
2. objectief

Einde van deze les