Lees tekst 4 grondig ('Topsporter is per definitie slim'). Deze tekst komt uit Op niveau blz. 299 en staat in Classroom.
Maak daarna de vragen op de volgende slides.
Slide 3 - Slide
1. Welke manier gebruikt de schrijver om de tekst in te leiden?
Slide 4 - Open question
2. Schrijf op waarnaar de volgende woorden verwijzen. Schrijf ook het regelnummer op. a Dat (r. 17) b Dat (r. 37) c Die(r.43) d Dat(r.62)
Slide 5 - Open question
3. In de inleiding staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-reden. a Schrijf dat signaalwoord op. b Schrijf de uitspraak op. c Schrijf de reden op.
Slide 6 - Open question
4. a. Past het tussenkopje 'Sportprestaties' goed bij de belangrijkste inhoud van alinea 3? Leg je antwoord uit. b Bedenk een ander passend tussenkopje voor alinea 3.
Slide 7 - Open question
5. In regel 41 staat het signaalwoord 'omdat'. a Welk verband geeft dit signaalwoord aan? b Schrijf de delen van dit verband volledig op.
Slide 8 - Open question
6. Op welke manier zijn de derde en vierde alinea met elkaar verbonden? Licht je antwoord kort toe.
Slide 9 - Open question
7. Schrijf de hoofdzaak/hoofdzaken van alinea 4 op.
Slide 10 - Open question
8. Schrijf het juiste antwoord op. In deze tekst:
A
brengt de schrijver zijn eigen mening naar voren.
B
geeft de schrijver een of meer meningen van anderen.
C
beschrijft de schrijver een of meer meningen van anderen en voegt daar zijn eigen mening aan toe.
Slide 11 - Quiz
9. a Is tekst4 objectief of subjectief? b Leg je antwoord uit.
Slide 12 - Open question
Aan de slag!
Lees tekst 5 grondig ('Een jaar blijven zitten helpt je verder'). Deze tekst komt uit Op niveau blz. 302 en staat in Classroom.
Maak daarna de vragen op de volgende slides.
Slide 13 - Slide
In de inleiding staat een tegenstelling.
a. Noteer het signaalwoord. b. Noteer het verband. c. Noteer de delen van het verband.
Slide 14 - Open question
Op welke twee manieren zijn de tweede en derde alinea met elkaar verbonden?
A
Een signaalwoord of een signaalwoordgroep
B
Een herhaling van een woord of woordgroep
C
Een overgangszin met een verwijzend woord
D
Een aankondigende zin
Slide 15 - Quiz
Noteer de hoofdzaak van alinea 4.
Slide 16 - Open question
In alinea 4 staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-reden. a. Noteer het signaalwoord. b. Noteer de delen van het verband.
Slide 17 - Open question
Het tussenkopje 'Anders leren' past niet bij de inhoud van de alinea eronder.
a. Schrijf het deelonderwerp van deze alinea op. b. Bedenk een passend tussenkopje.
Slide 18 - Open question
Uitspraak: "Leerlingen mogen best wat vaker blijven zitten."
a. Voor welke leerling(en) geldt deze uitspraak? b. Schrijf de reden(en) bij deze uitspraak op.
Slide 19 - Open question
Wat is het tekstdoel van deze tekst?
A
de lezer informeren
B
de lezer amuseren
C
de lezer een mening laten vormen
D
de lezer laten nadenken over het onderwerp
Slide 20 - Quiz
Wat is de tekstvorm van deze tekst?
A
ingezonden brief
B
artikel in krant of tijdschrift
C
column
D
gedicht
Slide 21 - Quiz
Deze tekst is...
A
subjectief
B
objectief
Slide 22 - Quiz
Einde van deze les
Klaar?
Leer de moeilijke woorden in Drillster H17, 18, 19