Begrijpend Lezen les 3: Oefenen

Aan de slag!
Lees tekst 4 grondig ('Topsporter is per definitie slim')
in Op niveau blz. 299.

Maak daarna de vragen op de volgende slides.
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Aan de slag!
Lees tekst 4 grondig ('Topsporter is per definitie slim')
in Op niveau blz. 299.

Maak daarna de vragen op de volgende slides.

Slide 1 - Slide

1. Welke manier gebruikt de schrijver om de tekst in te leiden?

Slide 2 - Open question

2. Schrijf op waarnaar de volgende woorden verwijzen. Schrijf ook het regelnummer op.
a Dat (r. 17)
b Dat (r. 37)
c Die(r.43)
d Dat(r.62)

Slide 3 - Open question

3. In de inleiding staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-reden.
a Schrijf dat signaalwoord op.
b Schrijf de uitspraak op.
c Schrijf de reden op.

Slide 4 - Open question

4. a. Past het tussenkopje 'Sportprestaties' goed bij de belangrijkste inhoud van alinea 3?
Leg je antwoord uit.
b Bedenk een ander passend tussenkopje voor alinea 3.

Slide 5 - Open question

5. In regel 41 staat het signaalwoord 'omdat'.
a Welk verband geeft dit signaalwoord aan?
b Schrijf de delen van dit verband volledig op.

Slide 6 - Open question

6. Op welke manier zijn de derde en vierde alinea met elkaar verbonden? Licht je antwoord kort toe.

Slide 7 - Open question

7. Schrijf de hoofdzaak/hoofdzaken van alinea 4 op.

Slide 8 - Open question

8. Schrijf het juiste antwoord op. In deze tekst:
A
brengt de schrijver zijn eigen mening naar voren.
B
geeft de schrijver een of meer meningen van anderen.
C
beschrijft de schrijver een of meer meningen van anderen en voegt daar zijn eigen mening aan toe.

Slide 9 - Quiz

9. a Is tekst4 objectief of subjectief?
b Leg je antwoord uit.

Slide 10 - Open question

Aan de slag!
Lees tekst 5 grondig ('Een jaar blijven zitten helpt je verder')
in Op niveau blz. 302.

Maak daarna de vragen op de volgende slides.

Slide 11 - Slide

In de inleiding staat een tegenstelling.

a. Noteer het signaalwoord.
b. Noteer het verband.
c. Noteer de delen van het verband.

Slide 12 - Open question

Op welke twee manieren zijn de tweede en derde alinea met elkaar verbonden?
A
Een signaalwoord of een signaalwoordgroep
B
Een herhaling van een woord of woordgroep
C
Een overgangszin met een verwijzend woord
D
Een aankondigende zin

Slide 13 - Quiz

Noteer de hoofdzaak van alinea 4.

Slide 14 - Open question

In alinea 4 staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-reden.
a. Noteer het signaalwoord.
b. Noteer de delen van het verband.

Slide 15 - Open question

Het tussenkopje 'Anders leren' past niet bij de inhoud van de alinea eronder.

a. Schrijf het deelonderwerp van deze alinea op.
b. Bedenk een passend tussenkopje.

Slide 16 - Open question

Uitspraak: "Leerlingen mogen best wat vaker blijven zitten."

a. Voor welke leerling(en) geldt deze uitspraak?
b. Schrijf de reden(en) bij deze uitspraak op.

Slide 17 - Open question

Wat is het tekstdoel van deze tekst?
A
de lezer informeren
B
de lezer amuseren
C
de lezer een mening laten vormen
D
de lezer laten nadenken over het onderwerp

Slide 18 - Quiz

Wat is de tekstvorm van deze tekst?
A
ingezonden brief
B
artikel in krant of tijdschrift
C
column
D
gedicht

Slide 19 - Quiz

Deze tekst is...
A
subjectief
B
objectief

Slide 20 - Quiz

Blijven zitten in coronatijd

Slide 21 - Slide

Alinea 1 + 2: "Een meerderheid van de middelbare scholen hanteert andere overgangsnormen vanwege de coronacrisis, schrijft de Volkskrant na een enquête onder 149 scholen. Bijna vier op de tien scholen (38 procent) hebben zittenblijven dit jaar afgeschaft. 15 procent laat de keus bij ouders en leerlingen.

De krant schreef alle middelbare scholen in Nederland aan. De 149 scholen die reageerden, zijn samen goed voor 20 procent van de leerlingen."

Op welke manier zijn alinea 1 en 2 hier met elkaar verbonden?
A
Een signaalwoord of een signaalwoordgroep
B
Een herhaling van een woord of woordgroep
C
Een overgangszin met een verwijzend woord
D
Een aankondigende zin

Slide 22 - Quiz

Alinea 3: "Normaal gesproken zijn de rapportcijfers leidend voor het advies over zittenblijven of overgaan. Omdat veel leerlingen door onderwijs op afstand al weken geen officiële cijfers meer krijgen, gebruiken veel scholen andere overgangsnormen."
a. Welk signaalwoord staat in alinea 3?
b. Welk verband hoort daarbij?
c. Noteer de delen van het verband.

Slide 23 - Open question

Alinea 4: "Middelbare scholen sloten op 16 maart hun deuren en gaan volgende week dinsdag (2 juni) weer open. Scholen gaven digitaal les. Maar volgens de krant kunnen niet alle leerlingen die lessen goed volgen, omdat zij geen prettige werkplek hebben of omdat zij stress hebben door zieke of ontslagen familieleden."
a. Welk signaalwoord voor uitspraak-tegenstelling staat in alinea 4?
b. Noteer de delen van het verband.

Slide 24 - Open question

Wat vind jij ervan dat sommige scholen het blijven zitten dit jaar afschaffen?

Slide 25 - Open question

Lesdoel behaald? Ik kan signaalwoorden en verbanden herkennen en benoemen.
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quiz

Lesdoel behaald? Ik kan verbindingsmanieren tussen alinea's herkennen en benoemen.
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quiz

Einde van deze les

Slide 28 - Slide