Week 7 Maandag 2A

Maandag 12 februari
  • 10 minuten lezen
  • Huiswerk: ingezonden brief inleveren (deze week bespreken)
  • 3.6 Schrijven: verwijswoorden


1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Maandag 12 februari
  • 10 minuten lezen
  • Huiswerk: ingezonden brief inleveren (deze week bespreken)
  • 3.6 Schrijven: verwijswoorden


Slide 1 - Slide

Leerdoel
  • Ik kan de juiste verwijswoorden gebruiken in een tekst.






Slide 2 - Slide

Verwijswoorden
  • Wat zijn verwijswoorden?
  • Waarom gebruikt een schrijver verwijswoorden?






Slide 3 - Slide

Verwijswoorden
  • Mannelijke woorden enkelvoud: hij, hem, zijn, deze, die
  • Ik weet niet of Maarten komt. Ik vraag het hem wel even.
  • Vrouwelijke woorden enkelvoud: ze/zij, haar, deze, die
  • Ze heeft haar fiets op slot gezet.
  • Onzijdige woorden enkelvoud: het, zijn, hem, dit, dat
  • Het boek ligt daar. Ik heb het uit.






Slide 4 - Slide

Verwijswoorden
  • Meervoud: ze, zij, hun, hen, deze, die
  • Zij hebben hun huis verkocht.







Slide 5 - Slide

Zie opdracht 10a.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 6 - Quiz

Zie opdracht 10b.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 7 - Quiz

Zie opdracht 10c.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 8 - Quiz

Zie opdracht 10d.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 9 - Quiz

Zie opdracht 10e.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 10 - Quiz

Zie opdracht 10f.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 11 - Quiz

Zie opdracht 10g.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 12 - Quiz

Zie opdracht 10h.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 13 - Quiz

Zelfstandig werken
  • Wat?             Opdracht 9 van 3.6 (let op uitleg!)
  • Hoe?             Zelfstandig. Zachtjes overleggen mag, muziek                                                            luisteren mag ook.
  • Hulp?            Buurman of -vrouw, docent
  • Tijd?               Tot 09.10 uur
  • Resultaat?   Opdracht netjes in schrift
  • Klaar?           Nakijken: alle gemaakte opdrachten van hoofdstuk 3. Als je 

                               daarmee klaar bent: lezen uit leesboek/opdracht fictiedossier.

Slide 14 - Slide