Week 8 Woensdag 2A

Woensdag 21 februari
  • 10 minuten lezen
  • Quizvragen hoofdstuk 3
  • Woordzoeker
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Woensdag 21 februari
  • 10 minuten lezen
  • Quizvragen hoofdstuk 3
  • Woordzoeker

Slide 1 - Slide

Leerdoel
  • Ik kan de geleerde begrippen toepassen op de vragen.







Slide 2 - Slide

Hoe noem je het als je gebeurtenissen door de ogen van één personage leest?
A
tijdsperspectief
B
personaal perspectief
C
psychisch perspectief
D
meervoudig psychisch perspectief

Slide 3 - Quiz

Wat vind je in een betogende tekst altijd?
A
mening en argumenten
B
informatie en toelichting
C
feiten en bewijzen
D
anekdotes en illustraties

Slide 4 - Quiz

Wat is géén signaalwoord van het tekstverband oorzaak-gevolg?
A
omdat
B
doordat
C
daardoor
D
zodat

Slide 5 - Quiz

Verwijswoorden verwijzen altijd naar een woord dat eerder in de tekst genoemd is.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

In welke zin staat een tegenwoordig deelwoord?
A
Ik heb de hele tocht ontzettend hard gelopen.
B
Ik liep naast haar, omdat ze bleef lopen.
C
Ik ben lopend naar school gekomen.
D
De gelopen afstand bedroeg ongeveer tien kilometer.

Slide 7 - Quiz

Welk woord schrijf je niet met een hoofdletter?
A
Hemelvaart
B
Mercedes
C
April
D
Rotterdammer

Slide 8 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van 'stofzuigen'?
A
stofgezogen
B
gestofzogen
C
stofgezuigd
D
gestofzuigd

Slide 9 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van 'gebeuren'?
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt
D
gebeurend

Slide 10 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
spersieboon
B
spercieboon
C
sperzieboon
D
sperziboon

Slide 11 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
vermiceli
B
vermicceli
C
vermicelli
D
vermiccelli

Slide 12 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
financien
B
financién
C
financiën
D
financieën

Slide 13 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
kivit
B
kieviet
C
kiviet
D
kievit

Slide 14 - Quiz

Welk woord kan nooit een bezittelijk voornaamwoord zijn?
A
me
B
je
C
ons
D
zijn

Slide 15 - Quiz

Waar kan een lijdend voorwerp nooit mee beginnen?
A
een lidwoord
B
een telwoord
C
een voorzetsel
D
een bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Quiz

Met welk woord kun je niet verwijzen naar 'boek'?
A
het
B
dit
C
dat
D
deze

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste bronnotering van het boek 'Lopen voor je leven' van Els Beerten?
A
Els Beerten, Lopen voor je leven (schuin), Querido 2012
B
Els Beerten (schuin), Lopen voor je leven, Querido 2012
C
Querido 2012, Lopen voor je leven (schuin), Els Beerten
D
Els Beerten, Querido 2012 (schuin), Lopen voor je leven

Slide 18 - Quiz

Woordzoeker
  • In tweetallen
  • Zoek de betekenissen bij de omschrijvingen






Slide 19 - Slide

Zelfstandig werken
  • Wat?             Nakijken: alle gemaakte opdrachten van hoofdstuk 3.

                               Extra leestaak (blz. 130 + 131): opdracht 1 t/m 7.

  • Hoe?             Zelfstandig. Zachtjes overleggen mag, muziek                                                            luisteren mag ook.
  • Hulp?            Buurman of -vrouw, docent
  • Tijd?               Tot 12.25 uur
  • Resultaat?   Opdracht netjes in schrift
  • Klaar?            Lezen uit leesboek/ werken aan opdracht 2 fictiedossier

Slide 20 - Slide