H3P2 Fasen

Leerdoelen H3P2
1. Je kunt de drie fasen van water benoemen.
2 Je kunt beschrijven wat er gebeurt als water bevriest (stolt) of ijs smelt.
3 Je kunt beschrijven wat er gebeurt als water verdampt of condenseert.
4 Je kunt beschrijven wat stoom is.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Leerdoelen H3P2
1. Je kunt de drie fasen van water benoemen.
2 Je kunt beschrijven wat er gebeurt als water bevriest (stolt) of ijs smelt.
3 Je kunt beschrijven wat er gebeurt als water verdampt of condenseert.
4 Je kunt beschrijven wat stoom is.

Slide 1 - Slide

Wat moet je al weten
  1. Zuivere stof:  bestaat uit één soort deeltjes
  2. Model: Alle deeltjes in een stof kan je voorstellen als bolletjes
  3. Beweging: Alle deeltjes bewegen tenzij de temperatuur -273 graden Celsius is (0 K = absolute 0 punt
  4. Deeltjes trekken elkaar aan. (aarde trekt de maan aan, water deeltjes in waterdruppel, papier blijft aan elkaar hangen

Slide 2 - Slide

Bewegende deeltjes
  • Alle deeltjes trillen (bewegen) (tenzij bij 0K)
  • Als je iets sneller wilt doen bewegen moet je er energie in stoppen.
  • Bijvoorbeeld warmte

Slide 3 - Slide

Vast (kenmerken)
Deeltjes zitten dicht bij elkaar
Deeltjes trekken elkaar aan
De stof heeft een vaste vorm en veranderd dus niet

(suikerklontje blijft een suikerklontje)

Slide 4 - Slide

Vloeibaar (kenmerken)
  • Deeltjes zitten minder dicht bij elkaar dan in de vast fase
  • Deeltjes trekken elkaar nog wel aan
  • De stof heeft een veranderende vorm en past zich aan, aan het vat waar het in zit
  • Cola blijft een cola, alleen de vorm veranderd als je het uit een fles in een glas giet.

Slide 5 - Slide

Gas (kenmerken)
  • Deeltjes zitten niet meer dicht bij elkaar 
  • Deeltjes trekken elkaar niet aan
  • De deeltjes vullen de ruimte aan het vat waar het in zit
  • Een pufje parfum in een lokaal ruik je na een poosje in het hele lokaal

Slide 6 - Slide

Fase overgangen
Als er veel warmte wordt toegevoegd gaan de deeltjes steeds sneller trillen.

Harder trillen  =>
  • verder uit elkaar (uitzetten van ijzer)
  • elkaar minder aantrekken  => vast -> vloeibaar
  • elkaar wegstoten => vloeibaar -> gas


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Smeltpunt en Kookpunt
Smeltpunt:  de temperatuur waarbij een zuivere stof smelt (overgaat van vast naar vloeibaar)

Kookpunt:  de temperatuur waarbij een zuivere stof kookt (overgaat van vloeibaar naar gas)

Alleen voor zuivere stoffen

Slide 9 - Slide

Smelttraject en Kooktraject
Smelttraject:  de temperatuur waarbij een mengsel begint te smelten tot  de temperatuur waarbij alles  gesmolten is (room-ijs)

Kooktraject:  de temperatuur waarbij een mengsel begint te koken, tot de temperatuur waar bij alles is verdampt
(benzine)


Slide 10 - Slide

Practicum
Volgende les (indien mogelijk in lokaal 18)

Smeltpunt en smelttraject

Slide 11 - Slide

Deeltjes zitten dicht op elkaar
Welke fase is dat
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 12 - Quiz

Deeltjes trekken elkaar niet meer aan
welke fase is dat
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 13 - Quiz

Hoe kan het dat deeltjes harder gaan trillen
A
Geluid
B
Energie
C
Water
D
slaan

Slide 14 - Quiz

De overgang van vast naar vloeibaar heet
A
Smelten
B
Stollen
C
Verdampen
D
Koken

Slide 15 - Quiz

De overgang van vloeibaar naar gas heet
A
Smelten
B
Stollen
C
Verdampen
D
Koken

Slide 16 - Quiz

De overgang van gas naar vast heet
A
Stollen
B
Sublimeren
C
Rijpen
D
Condenseren

Slide 17 - Quiz

Een stof begint met smelten bij 35 graden celsius en is volledig gesmolten bij 39 graden celsius
Dit noem je een
A
Smeltpunt
B
Kook punt
C
Smelttraject
D
Kooktraject

Slide 18 - Quiz

Te maken
Basis:  Hoofdstuk 3 paragraaf 2 voor volgende week woensdag

Kader: Hoofdstuk 3 p 2 vraag 1 tot 5 voor volgende week woensdag

Slide 19 - Slide