2.3 Taalbeschouwing

"Dat kost duur" is een
A
Contaminatie
B
Verkeerd spreekwoord
C
Correct zin
1 / 29
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

"Dat kost duur" is een
A
Contaminatie
B
Verkeerd spreekwoord
C
Correct zin

Slide 1 - Quiz

"Dat is in kannen en flessen" is een
A
Contaminatie
B
Verkeerd spreekwoord
C
Correcte zin

Slide 2 - Quiz

"Dat is in kannen en kruiken" is een
A
Contaminatie
B
Verkeerd spreekwoord
C
Correcte zin

Slide 3 - Quiz

"Dat klopt als een bus" is een
A
Contaminatie
B
Foutief spreekwoord
C
Correcte zin

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video

Tautologie
1. Je gebruikt twee woorden of woordgroepen die hetzelfde betekenen.
2. Deze woorden komen uit dezelfde woordgroep

Voor altijd en eeuwig
Wis en waarachtig

Slide 6 - Slide

Pleonasme
1. Je gebruikt een woord waarvan de betekenis al door een ander woord was duidelijk gemaakt. Het KAN niet anders.
2. Deze woorden heb niet dezelfde woordsoort.

De ronde bal
Naar elders vertrekken
Hardop voorlezen
Toekomstplannen

Slide 7 - Slide

Dubbele ontkenning
Je gebruikt twee ontkennende woorden. Die heffen elkaar dus eigenlijk weer op.

1. Hij gebruikt nooit geen suiker
2. De schoolleiding wil voorkomen dat er geen introducees op het schoolfeest komen.

Slide 8 - Slide

Storende woordherhaling
Je gebruikt steeds hetzelfde woord.

Bijvoorbeeld:
Als je dat vindt, moet je dat zelf maar weten, want dat is je eigen verantwoordelijkheid.

Slide 9 - Slide

Kijkopdracht
Welke stijlfouten hoor je in het refrein van dit nummer? Noteer ook de zinnen waarin je de stijlfout hoort.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Gisteren is er veel witte sneeuw gevallen.
Welke stijlfout staat er in deze zin?
A
Pleonasme
B
Tautologie
C
Dubbele ontkenning

Slide 12 - Quiz

Na korte tijd wisten de eerste docenten even later toch binnen te komen.
Welke stijlfout staat in deze zin?
A
Pleonasme
B
Dubbele ontkenning
C
Tautologie
D
Dubbele ontkenning

Slide 13 - Quiz

Huiswerk

Opdracht 22

Opdracht 27, pagina 35.

Slide 14 - Slide

Huiswerkbespreking
Opdracht 27 p. 35

Slide 15 - Slide

Ambiguïteit
Wat is dat?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Ambiguïteit
Je kunt iets op twee manieren opvatten.


Slide 18 - Slide

Grammaticale amiguïteit
Een formulering kan op twee manieren worden opgevat.


De man slaat de hond met de stok.

Welke betekenissen kan deze zin hebben? (1 min)

Slide 19 - Slide

Grammaticale ambiguïteit
Een formulering kan op twee manieren worden opgevat.


De man slaat de hond met de stok.

1. De man slaat de hond. Hij doet dat met een stok.
2. De man slaat de hond. De hond heeft een stok.

Slide 20 - Slide

Semantische ambiguïteit
Een woord in een zin heeft twee betekenissen.

Noor is die middag goed bevallen.


Welke betekenissen kan deze zin hebben? (1 min)

Slide 21 - Slide

Semantische ambiguïteit
Een woord in een zin heeft twee betekenissen.

Noor is die middag goed bevallen
1. Noor heeft een gezond kindje gekregen
2. Noor viel in de smaak
3. De middag viel goed in de smaak bij Noor.

Slide 22 - Slide

Aan de slag
Opdracht 28. p. 36 (10 min)

Slide 23 - Slide

Leesvaardigheid
We gaan verder met leesvaardigheid.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Discussievraag
Edward Snowden zit fout. Hij had nooit vertrouwelijke informatie van de Amerikaanse overheid publiekelijk mogen maken.

Slide 27 - Slide

Aan de slag
Opdracht 7 pagina 50-51


De theorie over functiewoorden vind je op pagina 268-270

Slide 28 - Slide

HW
Bestudeer de theorie over functiewoorden op pagina 268-270. Zorg dat je als KOI er naar vraagt, bepaalde functies kunt uitleggen.

Slide 29 - Slide