This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
"Dat kost duur" is een
A
Contaminatie
B
Verkeerd spreekwoord
C
Correct zin
Slide 1 - Quiz
"Dat is in kannen en flessen" is een
A
Contaminatie
B
Verkeerd spreekwoord
C
Correcte zin
Slide 2 - Quiz
"Dat is in kannen en kruiken" is een
A
Contaminatie
B
Verkeerd spreekwoord
C
Correcte zin
Slide 3 - Quiz
"Dat klopt als een bus" is een
A
Contaminatie
B
Foutief spreekwoord
C
Correcte zin
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Video
Tautologie
1. Je gebruikt twee woorden of woordgroepen die hetzelfde betekenen. 2. Deze woorden komen uit dezelfde woordgroep
Voor altijd en eeuwig Wis en waarachtig
Slide 6 - Slide
Pleonasme
1. Je gebruikt een woord waarvan de betekenis al door een ander woord was duidelijk gemaakt. Het KAN niet anders. 2. Deze woorden heb niet dezelfde woordsoort.
De ronde bal Naar elders vertrekken Hardop voorlezen Toekomstplannen
Slide 7 - Slide
Dubbele ontkenning
Je gebruikt twee ontkennende woorden. Die heffen elkaar dus eigenlijk weer op.
1. Hij gebruikt nooit geen suiker 2. De schoolleiding wil voorkomen dat er geen introducees op het schoolfeest komen.
Slide 8 - Slide
Storende woordherhaling
Je gebruikt steeds hetzelfde woord.
Bijvoorbeeld: Als je dat vindt, moet je dat zelf maar weten, want dat is je eigen verantwoordelijkheid.
Slide 9 - Slide
Gisteren is er veel witte sneeuw gevallen. Welke stijlfout staat er in deze zin?
A
Pleonasme
B
Tautologie
C
Dubbele ontkenning
Slide 10 - Quiz
Na korte tijd wisten de eerste docenten even later toch binnen te komen. Welke stijlfout staat in deze zin?
A
Pleonasme
B
Dubbele ontkenning
C
Tautologie
D
Dubbele ontkenning
Slide 11 - Quiz
Ambiguïteit
Wat is dat?
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Ambiguïteit
Je kunt iets op twee manieren opvatten.
Slide 14 - Slide
Grammaticale amiguïteit
Een formulering kan op twee manieren worden opgevat.
De man slaat de hond met de stok.
Welke betekenissen kan deze zin hebben? (1 min)
Slide 15 - Slide
Grammaticale ambiguïteit
Een formulering kan op twee manieren worden opgevat.
De man slaat de hond met de stok.
1. De man slaat de hond. Hij doet dat met een stok. 2. De man slaat de hond. De hond heeft een stok.
Slide 16 - Slide
Semantische ambiguïteit
Een woord in een zin heeft twee betekenissen.
Noor is die middag goed bevallen.
Welke betekenissen kan deze zin hebben? (1 min)
Slide 17 - Slide
Semantische ambiguïteit
Een woord in een zin heeft twee betekenissen.
Noor is die middag goed bevallen 1. Noor heeft een gezond kindje gekregen 2. Noor viel in de smaak 3. De middag viel goed in de smaak bij Noor.