Zullen en zouden

Het hulpwerkwoord "zullen"
Vertel: wanneer gebruik je 'zullen'? 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
Alfabetisering NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Het hulpwerkwoord "zullen"
Vertel: wanneer gebruik je 'zullen'? 

Slide 1 - Slide

De betekenis van zullen. 
1. Voorstel:
-> Zullen we naar de bioscoop gaan? Zal ik koffie halen?
2. Belofte -> Plan:
-> Ik zal mijn kamer opruimen. We zullen ons huiswerk maken.
3. Sterk voornemen (iets willen) / waarschijnlijkheid (toekomst) -> Plan:
-> Hij zal zich voor de cursus inschrijven. Het zal vandaag gaan regenen. Ik zal gaan stoppen met roken.

Slide 2 - Slide

Is de zin een belofte of een voorstel?
Zullen we straks gaan wandelen?
A
belofte
B
voorstel

Slide 3 - Quiz

Ik zal de auto morgen naar de garage brengen
A
belofte
B
voorstel

Slide 4 - Quiz

We zullen je helpen met het opknappen van je huis.
A
belofte
B
voorstel

Slide 5 - Quiz

Is het een sterke wil of een belofte?
Ik zal mijn rijbewijs halen!
A
sterke wil
B
belofte

Slide 6 - Quiz

We zullen de wedstrijd winnen.
A
sterke wil
B
waarschijnlijkheid / toekomst

Slide 7 - Quiz

Het zal een koude winter worden.
A
waarschijnlijkheid/ toekomst
B
sterke wil
C
belofte
D
voorstel

Slide 8 - Quiz

Je zult naar mij luisteren.
A
toekomst/ waarschijnlijkheid
B
sterke wil
C
voorstel
D
belofte

Slide 9 - Quiz

Hij zal je straks naar het station brengen.
A
waarschijnlijkheid/ toekomst
B
voorstel
C
belofte
D
sterke wil / voornemen

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Wanneer gebruik je 'zouden'? 
a. voor dingen die niet gebeurd zijn/ dromen: 
Als het beter weer was, dan zou ik met de fiets gaan. 
Als ik rijk was, dan kocht ik een groot huis.
b. voor dingen die niet waar blijken te zijn. 
Het zou vandaag mooi weer zijn.
c. Twijfel 
De wolken zijn donker, zou het gaan regenen

Slide 12 - Slide

vervolg:  gebruik 'zouden' 
d. een beleefde vraag
Kun je het raam open doen?  -> Zou je het raam kunnen opendoen
e. een advies 
Zou je geen jas aandoen
Als ik jou was, zou ik een jas aandoen. 

Slide 13 - Slide

Welke functie heeft zouden in deze zin: ze zouden graag naar de musical Cats in Londen gaan.
A
wens
B
advies geven
C
geen realiteit
D
niet waar blijken te zijn

Slide 14 - Quiz

Als ik jou was, zou ik vanavond niet naar dat feestje gaan. Je hebt morgen een toets!
A
advies
B
wens
C
geen realiteit
D
twijfel

Slide 15 - Quiz

Als ik in Den Haag zou wonen, zou ik elk weekend naar het strand gaan
A
advies
B
wens
C
geen realiteit
D
twijfel

Slide 16 - Quiz

Zou ik even mogen bellen?
A
advies
B
wens
C
geen realiteit
D
beleefde vraag

Slide 17 - Quiz

Ik ga de halve marathon lopen. Zou dat niet te zwaar zijn?
A
advies
B
wens
C
beleefde vraag
D
twijfel

Slide 18 - Quiz

Even oefenen: maak zinnen met zullen 
1. een verhaal vertellen (belofte) 
2. de trein vertrekt om 13.15. (waarschijnlijkheid/toekomst)
3.  Ajax wint de Europacup (sterke wil/voornemen) 
4. naar de film gaan (voorstel) 

Slide 19 - Slide

Even oefenen met zinnen met zouden. Maak de volgende zinnen af: Wat zou je doen..... 
1. Als ik een miljoen win,   ...
3.  Als we problemen met onze buren hadden, ......
5. Als ......., zou ik veel geld verdienen. 
6. Als ...... . zou ik meteen verhuizen. 
7. Als we in Zwitserland woonden, .......

Slide 20 - Slide

Advies geven met zouden: maak een zin met zouden

1. Je kunt beter eerst de instructies lezen 
2. Kun je morgen wat eerder komen? 
3. Deze klant moet eerst klaargemaakt worden. 
4. Wil me mij dit uitleggen? 
5. Ik heb morgen iemand extra nodig. 

Slide 21 - Slide