13. März 2024 / Kapitel 5 Essen / Wortschatz

die Hausaufgaben
Gemacht Kapitel 5
· Die Aufgaben 12 und 13 zu B Wortschatz
· Die Aufgaben zu E Grammatik Kapitel 4
· Oefentoets Kapitel 4
Gelernt
· Wortschatz N-D
· Wortschatz D-N
· Grammatik E




























































Gemacht worden von:
Wortschatz Kapitel 5: Luuk, Femke, Carinne, Lieke

Grammatik E Kapitel 4: Femke, Carinne, Lieke, Jinte

Oefentoets Kapitel 4: Enes, Ghazi, Narin, Femke, Wan Si, Micha, Tim, Carinne, Lieke, Dylan, Hidde, Luuk, Celine, Nikki
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

die Hausaufgaben
Gemacht Kapitel 5
· Die Aufgaben 12 und 13 zu B Wortschatz
· Die Aufgaben zu E Grammatik Kapitel 4
· Oefentoets Kapitel 4
Gelernt
· Wortschatz N-D
· Wortschatz D-N
· Grammatik E




























































Gemacht worden von:
Wortschatz Kapitel 5: Luuk, Femke, Carinne, Lieke

Grammatik E Kapitel 4: Femke, Carinne, Lieke, Jinte

Oefentoets Kapitel 4: Enes, Ghazi, Narin, Femke, Wan Si, Micha, Tim, Carinne, Lieke, Dylan, Hidde, Luuk, Celine, Nikki

Slide 1 - Slide

Mondeling Freitag 8.15 t2
1 Luuk B
2 Narin
3 Ghazi
4 Enes
5 Djesse



Slide 2 - Slide

Essen und Trinken

Slide 3 - Slide

Inhalt dieser Stunde
1. Idiom und Wiederholung
2. Achrostichon

Ziel(e):
  • Je kunt een gedicht maken van een Achrostichon

Slide 4 - Slide

5/5 Kombiniere.
der Schinken
die Zwiebel
die Zutat
der gute Zweck
es ist egal
es gibt
er is/er zijn
het maakt niet uit
het goede doel
het ingrediënt
de ui
de ham

Slide 5 - Drag question

Ich ............... gern Pommes
A
essen
B
isst
C
esst
D
esse

Slide 6 - Quiz

Wir .................. ein Eis als Nachtisch.
A
nehmt
B
nehmen
C
nimmst
D
nimmt

Slide 7 - Quiz

................. du Orangensaft oder Cola?
A
Trinkst
B
Trinken
C
Trinkt
D
Trinke

Slide 8 - Quiz

Mir ........ der Fisch super!
A
schmecken
B
schmeckt
C
schmeckst
D
schmecke

Slide 9 - Quiz

Aufgabe

Was? Je gaat een Akrostichon (woordgedicht) maken.
Mit wem? Maak tweetallen.
Hilfsmittel: Lernliste
Een Achrostichon maak je zo:  

Slide 10 - Slide

1 Kies een woord uit de Lernliste van Kapitel 5 en zet de letters onder elkaar op papier.
bijvoorbeeld:
N……………………………
U……………………………
D……………………………
E……………………………
L……………………………
N……………………………



2 Maak met deze beginletters een zin.

Voorbeeld:
 Nudelsalat finde ich lecker.
Und am liebsten mit Käse.
Dazu trinke ich                       
Ein Mineralwasser                
Liebst du auch Nudeln?    
         Nein, ich esse lieber Pommes.

Slide 11 - Slide

2 Maak met deze beginletters een zin.


Voorbeeld:
 Nudelsalat finde ich lecker.
Und am liebsten mit Käse.
Dazu trinke ich                       
Ein Mineralwasser                
Liebst du auch Nudeln?     
         Nein, ich esse lieber Pommes.
3 Schrijf je gedicht op een A4 papier, versier het 
en hang het op in de klas.


Fertig?
Mache die Aufgaben zu E Grammatik Kapitel 4 oder
die Aufgaben zu B Wortschatz Kapitel 5

Slide 12 - Slide

Selbständig arbeiten
Mache zu Kapitel 5
- die Aufgabe zu Frühstück auf Papier
mit wem? zu zweit überlegen, alleine notieren
Hilfsmittel: Lernliste N-D
uitmuntend.de




Fertig? Mache
- Die Aufgaben zu B Wortschatz Kapitel 5
- Die Aufgaben zu E Grammatik Kapitel 4
- Oefentoets Kapitel 4· 
Lerne
· Wortschatz N-D K 5
· Wortschatz D-N K5
· Grammatik E K 4








Slide 13 - Slide

die Hausaufgaben

Gelernt zu Kapitel 5:
Wortschatz N-D und D-N
Grammatik E
Gelernt zu Kapitel 4:
Grammatik E






























































Slide 14 - Slide

Grammatik - Mehrzahl

Hoe maak je in meervoud van woorden in het Duits? 
  1. Mannelijke woorden: umlaut + e                der Ball - die Bälle
  2. Vrouwelijke woorden: + (e)n                      die Frau - die Frauen 


3. Mannelijke en onzijdige woorden op -el / -er / -en: meestal onveranderd 
das Mädchen - die Mädchen, der Lehrer - die Lehrer
4. Woorden eindigend op -a / -i / -o /-y: +s
das Handy - die Handys

Slide 15 - Slide

We oefenen langzaam:
'a' wordt 'ä'
ein Ball - mehr Bälle

Slide 16 - Slide

En nu jij:
ein Fall wordt = mehrere ...
(vul het woord in het meervoud in)

Slide 17 - Open question

Vrouwelijke woorden krijgen 
een '(n)(e)n' 
eine Frau > mehrere FrauEN
meine Tante > meine TanteN
eine Freundin > meine FreundinNEN

Slide 18 - Slide

Nu jij:
Die Schülerin - mehrere ....
(vul: 'Schülerin' in het meervoud in:)

Slide 19 - Open question

Woorden op -a, -i, -o, -y
daar plak je een 's' achter in het meervoud
das Handy (=mobieltje) = die HandyS

Slide 20 - Slide

Probeer het nog eens:
die Party -
(meervoud met juiste lidwoord)

Slide 21 - Open question

En nu jij:
der Opa -
(vertaal naar het meervoud met het juiste lidwoord)

Slide 22 - Open question

Woorden die eindigen op:
'el', 'er' of 'en' 
DIE BLIJVEN GEWOON ZO!
(ALLEEN HET LIDWOORD IS ALTIJD: DIE IN HET MEERVOUD)

Slide 23 - Slide

VOORBEELDEN:
DER ESEL - DIE ESEL
DAS MÄDCHEN - DIE MÄDCHEN
DER ONKEL - DIE ONKEL

Slide 24 - Slide

Probeer het nog een keer:
das Messer =
(schrijf het meervoud met lidwoord op)

Slide 25 - Open question

EN NU JIJ:
DER LEHER =
(SCHRIJF HET MEERVOUD MET HET JUISTE LIDWOORD OP)

Slide 26 - Open question

Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll