This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Chapter 4: In the City
Herhalen meervoud
Future tense
Slide 1 - Slide
Doel van de les:
De leerling is staat om nieuwe grammatica toe te eigenen en dit in opdrachten toe te passen.
Slide 2 - Slide
Today?
- Check our homework
- Grammatica opdrachten
- Homework
- Afsluiting
Slide 3 - Slide
Next?
Op de volgende pagina staat er een uitleg over meervoudsvormen en hoe je deze binnen een opdracht gebruikt.
Good luck!
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Wat is de juiste meervouds vorm?
A
brush
B
brushes
C
brushs
Slide 6 - Quiz
Wat is de juiste meervouds vorm?
A
fishs
B
fish
C
fishes
Slide 7 - Quiz
Wat is de juiste meervouds vorm?
A
foot
B
foots
C
footshes
D
feet
Slide 8 - Quiz
Wat is de juiste meervouds vorm?
A
forks
B
fork
C
forkses
D
spork
Slide 9 - Quiz
Wat is de juiste meervouds vorm?
A
knifes
B
knives
C
knive
D
kniveses
Slide 10 - Quiz
Wat is de juiste meervouds vorm?
A
stories
B
storys
C
storses
D
story
Slide 11 - Quiz
Wat is de juiste meervouds vorm?
A
tomato
B
tomatoe
C
tomatos
D
tomatoes
Slide 12 - Quiz
Next?
Op de volgende pagina staan er woorden en grammatica regels. Zet de juiste regel achter het bijbehorende woord.
Good luck!
Slide 13 - Slide
brush
fish
foot
fork
knife
story
tomato
add -es
add -es
add -s
add -ies
add -ves
change the word
word stays the same
Slide 14 - Drag question
Next?
Op de volgende pagina staan er woorden.
Vul de juiste meervoudsvorm in.
Good luck!
Slide 15 - Slide
shop
Slide 16 - Open question
wolf
Slide 17 - Open question
potato
Slide 18 - Open question
life
Slide 19 - Open question
foot
Slide 20 - Open question
apps.noordhoff.nl
Slide 21 - Link
Different futures
If you want to express something that is going to happen in the future, (iets gaat gebeuren in de toekomst) you can use different ways to express future tense.
- present simple
- to be going to
- will ( deze staat wel in je boek MAAR hoef je niet te kennen!!!)
Slide 22 - Slide
present simple
iets verloopt volgens een schema of rooster: werkwoord of werkwoord + s (shit-regel)
I, you, we, they: werkwoord
he, she, it: werkwoord + s
Slide 23 - Slide
present simple
iets verloopt volgens een schema of rooster: ww of ww+s
Example: The shop opens at 08:00 am.
Example 2: The trains arrives at 10:00 am.
Present simple.
Slide 24 - Slide
We have to go soon. The bus __________________ (leave) at 14.15.
Slide 25 - Open question
Uitleg
leaves
want het gaat hier om een vaste vertrektijd (in dit geval van een bus).
Slide 26 - Slide
Are you looking for my dad? He’s not here. He always _________(walk) the dog around this time.
Slide 27 - Open question
Uitleg
walks
want het gaat hier om een gewoonte, iets wat iemand altijd (always) doet.
Slide 28 - Slide
to be going to
Als iets zeker gaat gebeuren, dan gebruik je: 'to begoing to'.
Am / are / is + going to
I am going to
you are going to
he/she/it is going to
we are going to
they are going to
Slide 29 - Slide
to be going to
Als iets zeker gaat gebeuren, dan gebruik je: 'to begoing to'.
Example: I am going tovisit my grandmother this Friday.
Example 2: We are going to work on Saturday.
Slide 30 - Slide
I found out that P!NK is coming to The Netherlands next year. I ________________________ (see) her!
A
see
B
am seeing
C
am going to see
D
will see
Slide 31 - Quiz
Uitleg
am going to see
want het gaat over een plan dat je voor de toekomst hebt.
Slide 32 - Slide
Stappenplan future
Loopt het volgens een vast schema of rooster?
ja? -> present simple
werkwoord of werkwoord +s
nee? -> to be going to
(am / are / is + going to)
Slide 33 - Slide
Sorry, I have no time, because I (prepare) a presentation.
A
prepare
B
going preparing
C
prepares
D
am going to prepare
Slide 34 - Quiz
I (eat) my sandwich for lunch later.
A
am going to eat
B
am eating
C
eat
D
will going to
Slide 35 - Quiz
Maak de volgende opdrachten:
Opdracht: 41, 44b, 46, 50, 57, 58
Blz: 33, 34, 37, 39, 43, 44
De laatste 7 minuten gaan we Blooket doen om de woordjes te oefenen