2BK - Chapter 4 - Les 6

Chapter 4: In the City
Herhalen meervoud
Future tense
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Chapter 4: In the City
Herhalen meervoud
Future tense

Slide 1 - Slide

Doel van de les:

  1. De leerling is staat om nieuwe grammatica toe te eigenen en dit in opdrachten toe te passen.

Slide 2 - Slide

Today?
Herhalen meervoud
uitleg en oefenen met future
Homework
-Afsluiting

Slide 3 - Slide

Next?
Op de volgende pagina staat  een uitleg over meervoudsvormen en hoe je deze binnen een opdracht gebruikt.
Good luck!

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat is de juiste meervouds vorm?
A
brush
B
brushes
C
brushs

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste meervouds vorm?
A
fishs
B
fish
C
fishes

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste meervouds vorm?
A
foot
B
foots
C
footshes
D
feet

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste meervouds vorm?
A
forks
B
fork
C
forkses
D
spork

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste meervouds vorm?
A
knifes
B
knives
C
knive
D
kniveses

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste meervouds vorm?
A
stories
B
storys
C
storses
D
story

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste meervouds vorm?
A
tomato
B
tomatoe
C
tomatos
D
tomatoes

Slide 12 - Quiz

shop

Slide 13 - Open question

wolf

Slide 14 - Open question

potato

Slide 15 - Open question

life

Slide 16 - Open question

foot

Slide 17 - Open question

Different futures

If you want to express something that is going to happen in the future, (iets gaat gebeuren in de toekomst) you can use different ways to express future tense.
- present simple
- to be going to 
- will 




Slide 18 - Slide

present simple
iets verloopt volgens een schema of rooster: werkwoord of werkwoord + s (shit-regel)

I, you, we, they: werkwoord
he, she, it: werkwoord + s

Slide 19 - Slide

present simple
iets verloopt volgens een schema of rooster: ww of ww+s
Example: The shop opens at 08:00 am.
Example 2: The trains arrives at 10:00 am.
                                      


Slide 20 - Slide

We have to go soon. The bus __________________ (leave) at 14.15.

Slide 21 - Open question

Uitleg
leaves 

want het gaat hier om een vaste vertrektijd (in dit geval van een bus).

Slide 22 - Slide

School __________(start) at 8:30.

Slide 23 - Open question

Uitleg
starts

want het gaat hier om een gewoonte, een vast schema

Slide 24 - Slide

to be going to
Als iets zeker gaat gebeuren, dan gebruik je: 'to be going to'.
Am / are / is + going to
I am going to
you are going to
he/she/it is going to
we are going to
they are going to


Slide 25 - Slide

to be going to
Als iets zeker gaat gebeuren, dan gebruik je: 'to be going to'.
Example: I am going to visit my grandmother this Friday.
Example 2: We are going to work on Saturday.
                                      


Slide 26 - Slide

I found out that P!NK is coming to The Netherlands next year. I ________________________ (see) her!
A
see
B
am seeing
C
am going to see
D
will see

Slide 27 - Quiz

Uitleg
am going to see

want het gaat over een plan dat je voor de toekomst hebt. 

Slide 28 - Slide

Stappenplan future
Loopt het volgens een vast schema of rooster?
ja? -> present simple
werkwoord of werkwoord +s

nee? -> to be going to
(am / are / is + going to)

Slide 29 - Slide

Sorry, I have no time, because I (prepare) a presentation.
A
prepare
B
going preparing
C
prepares
D
am going to prepare

Slide 30 - Quiz

I (eat) my sandwich for lunch later.
A
am going to eat
B
am eating
C
eat
D
will going to

Slide 31 - Quiz

Maak de volgende opdrachten:
Opdracht: 55, 57, 58, 59a
Blz: 42, 43, 44

Als je klaar bent ga je Slim Stampen grammar 8a en 8b

Slide 32 - Slide