This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Chapter 4: In the City
Herhalen meervoud
Future tense
Slide 1 - Slide
Doel van de les:
De leerling is staat om nieuwe grammatica toe te eigenen en dit in opdrachten toe te passen.
Slide 2 - Slide
Today?
Herhalen meervoud
uitleg en oefenen met future
Homework
-Afsluiting
Slide 3 - Slide
Next?
Op de volgende pagina staat een uitleg over meervoudsvormen en hoe je deze binnen een opdracht gebruikt.
Good luck!
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Wat is de juiste meervouds vorm?
A
brush
B
brushes
C
brushs
Slide 6 - Quiz
Wat is de juiste meervouds vorm?
A
fishs
B
fish
C
fishes
Slide 7 - Quiz
Wat is de juiste meervouds vorm?
A
foot
B
foots
C
footshes
D
feet
Slide 8 - Quiz
Wat is de juiste meervouds vorm?
A
forks
B
fork
C
forkses
D
spork
Slide 9 - Quiz
Wat is de juiste meervouds vorm?
A
knifes
B
knives
C
knive
D
kniveses
Slide 10 - Quiz
Wat is de juiste meervouds vorm?
A
stories
B
storys
C
storses
D
story
Slide 11 - Quiz
Wat is de juiste meervouds vorm?
A
tomato
B
tomatoe
C
tomatos
D
tomatoes
Slide 12 - Quiz
shop
Slide 13 - Open question
wolf
Slide 14 - Open question
potato
Slide 15 - Open question
life
Slide 16 - Open question
foot
Slide 17 - Open question
Different futures
If you want to express something that is going to happen in the future, (iets gaat gebeuren in de toekomst) you can use different ways to express future tense.
- present simple
- to be going to
- will
Slide 18 - Slide
present simple
iets verloopt volgens een schema of rooster: werkwoord of werkwoord + s (shit-regel)
I, you, we, they: werkwoord
he, she, it: werkwoord + s
Slide 19 - Slide
present simple
iets verloopt volgens een schema of rooster: ww of ww+s
Example: The shop opens at 08:00 am.
Example 2: The trains arrives at 10:00 am.
Slide 20 - Slide
We have to go soon. The bus __________________ (leave) at 14.15.
Slide 21 - Open question
Uitleg
leaves
want het gaat hier om een vaste vertrektijd (in dit geval van een bus).
Slide 22 - Slide
School __________(start) at 8:30.
Slide 23 - Open question
Uitleg
starts
want het gaat hier om een gewoonte, een vast schema
Slide 24 - Slide
to be going to
Als iets zeker gaat gebeuren, dan gebruik je: 'to begoing to'.
Am / are / is + going to
I am going to
you are going to
he/she/it is going to
we are going to
they are going to
Slide 25 - Slide
to be going to
Als iets zeker gaat gebeuren, dan gebruik je: 'to begoing to'.
Example: I am going tovisit my grandmother this Friday.
Example 2: We are going to work on Saturday.
Slide 26 - Slide
I found out that P!NK is coming to The Netherlands next year. I ________________________ (see) her!
A
see
B
am seeing
C
am going to see
D
will see
Slide 27 - Quiz
Uitleg
am going to see
want het gaat over een plan dat je voor de toekomst hebt.
Slide 28 - Slide
Stappenplan future
Loopt het volgens een vast schema of rooster?
ja? -> present simple
werkwoord of werkwoord +s
nee? -> to be going to
(am / are / is + going to)
Slide 29 - Slide
Sorry, I have no time, because I (prepare) a presentation.
A
prepare
B
going preparing
C
prepares
D
am going to prepare
Slide 30 - Quiz
I (eat) my sandwich for lunch later.
A
am going to eat
B
am eating
C
eat
D
will going to
Slide 31 - Quiz
Maak de volgende opdrachten:
Opdracht: 55, 57, 58, 59a
Blz: 42, 43, 44
Als je klaar bent ga je Slim Stampen grammar 8a en 8b