This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
1.4 Scheiden verbeteren
Spullen op tafel
Telefoon in het zakkie op tafel
Jas uit en over je stoel
Tas op de grond
Slide 1 - Slide
Lesprogramma
Terugblik
Huiswerk
Leerdoelen
Uitleg
Vragen
Nabespreken
Huiswerk
Slide 2 - Slide
Welke vragen van het huiswerk willen jullie dat ik bespreek?
Slide 3 - Open question
Lesdoelen
Je leert dat er verschillende vormen van filtratie bestaan: 'normaal' filtreren, filtreren onder druk, micro- en ultrafiltratie.
Je leert de ultracentrifuge kennen en waar deze voor wordt gebruikt.
Je leert de scheidingsmethode chromatografie kennen.
Slide 4 - Slide
Filtreren
Afhankelijk van de samenstelling van de suspensie, kies je voor 'gewoon' filtreren, filtreren onder druk of micro/ultrafiltratie.
Buchner trechter
Slide 5 - Slide
Ultrafiltratie
Slide 6 - Slide
Ultracentrifuge
5,2 G
Tot wel 1.000.000 G
Slide 7 - Slide
Chromatografie
Papier-, dunnelaag-, gas- en kolomchromatografie.
Scheiden op basis van oplosbaarheid en aanhechting.
Resultaat noem je een chromatogram.
Altijd een mobiele en stationaire fase.
Slide 8 - Slide
Papier/dunnelaag-chromatografie
De stof die beste oplost in de loopvloeistof (mobiele fase) en het minst goed hecht aan het papier (stationaire fase), eindigt het hoogst.
"Wedstrijd" tussen oplosbaarheid in loopvloeistof en hechting aan papier.
Voorbeeld: kleurstoffen uit viltstift scheiden.
Slide 9 - Slide
Rf-waarde
Rate of flow
Rf-waarde is stofeigenschap bij gegeven mobiele en stationaire fase.
Hoe groter Rf, hoe beter de stof oplost in het oplosmiddel.
Slide 10 - Slide
Kolomchromatografie
De stof die beste oplost in de loopvloeistof (mobiele fase) en het minst goed hecht aan de kolom (stationaire fase), komt als eerste uit de kolom.
"Wedstrijd" tussen oplosbaarheid in loopvloeistof en hechting aan kolom.
Voorbeeld: verontreinigingen verwijderen uit zelf gemaakt medicijn.
Slide 11 - Slide
Gaschromatografie
Hoge temperatuur, zodat alle stoffen in de gasfase komen.
De stof die de kleinste moleculen heeft gaan het makkelijkst mee met de gasstroom (mobiele fase) en hechten het minst goed aan de kolom (stationaire fase).
De tijd tot de stof uit de kolom komt, noem je de retentietijd.
Voorbeeld: dopingcontroles
Slide 12 - Slide
Reproductie: Wat is het scheidingsprincipe van chromatografie?
A
oplosbaarheid en kookpunt
B
aanhechtingsvermogen en oplosbaarheid
C
kookpunt en aanhechtingsvermogen
D
deeltjesgrootte en oplosbaarheid
Slide 13 - Quiz
Bij (papier)chromatografie hebben stippen hoog op het chromatografiepapier : een ... (1) aanhechtingsvermogen aan papier en een ... (2) oplosbaarheid in de loopvloeistof
A
(1) klein
(2) grote
B
(1) klein
(2) kleine
C
(1) groot
(2) grote
D
(1) groot
(2) kleine
Slide 14 - Quiz
Bij chromatografie heeft elke stof een Rf-waarde. Leg in je eigen woorden uit hoe je de Rf-waarde van een stof berekent.