4mavo 5.4 Zouten en water

5.4 Zouten en water 

Als je een zout in water gooit, dan kan het volgende gebeuren:
1. Er zijn zouten die in water oplossen.
2. Er zijn zouten die met water reageren.
3. Bij het samenvoegen van twee zoutoplossingen kan een neerslag ontstaan.



1 / 44
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

5.4 Zouten en water 

Als je een zout in water gooit, dan kan het volgende gebeuren:
1. Er zijn zouten die in water oplossen.
2. Er zijn zouten die met water reageren.
3. Bij het samenvoegen van twee zoutoplossingen kan een neerslag ontstaan.



Slide 1 - Slide

1. Het oplossen van een zout
In de oplosbaarheidstabel (BiNaS) kun je zien of een zout goed, matig of slecht oplost.




Slide 2 - Slide

1. Het oplossen van een zout
In de oplosbaarheidstabel (Tabel 35) kun je zien of een zout goed, matig of slecht oplost.


Als een zout goed oplost, splitst hij in ionen.


Het oplossen van een zout noteer je als volgt:
NaCl (s) --> Na+ (aq) + Cl- (aq)

Slide 3 - Slide

Wat gebeurt er bij het oplossen van een zout?
vast keukenzout NaCl(s)

Slide 4 - Slide

0

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

ONTHOU
Bij het opLOSsen van een zout
laten de ionen elkaar LOS

Hoe noteer je dit in formules?

Slide 7 - Slide

Oplosvergelijkingen
Het oplossen van calciumchloride  

                        (s)  -->  Ca2+ (aq) + 2 Cl- (aq)

Schrijf in je schrift de oplosvergelijking van natriumchloride, NaCl(s)
CaCl2
CaCl2

Slide 8 - Slide

Oplosvergelijkingen
Het oplossen van calciumnitraat 

                        (s)  -->  Ca2+ (aq) + 2 NO3- (aq)

Schrijf in je schrift de oplosvergelijking van natriumsulfaat, Na2SO4
Ca(NO3)2
Ca(NO3)2

Slide 9 - Slide

Antwoord
NaCl(s) --> Na+(aq) + Cl-(aq)
Na2SO4(s) --> 2 Na+(aq) + SO42-(aq)

Slide 10 - Slide

Als een zout makkelijk is opgelost in water geleid het de stroom goed
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Vervolg les zoutoplossingen

Slide 12 - Slide

Wat is de oplosbaarheid van:
natriumcarbonaat
A
goed (g)
B
matig (m)
C
slecht (s)
D
Bestaat niet of reageert (-)

Slide 13 - Quiz

Wat is de oplosbaarheid van:
zilvernitraat
A
goed (g)
B
matig (m)
C
slecht (s)
D
Bestaat niet of reageert (-)

Slide 14 - Quiz

Wat is de oplosbaarheid van:
Ammoniumchloride
A
goed (g)
B
matig (m)
C
slecht (s)
D
Bestaat niet of reageert (-)

Slide 15 - Quiz

Wat is de oplosbaarheid van:
zilverchloride
A
goed (g)
B
matig (m)
C
slecht (s)
D
Bestaat niet of reageert (-)

Slide 16 - Quiz

Wat is de oplosbaarheid van:
natriumoxide
A
goed (g)
B
matig (m)
C
slecht (s)
D
Bestaat niet of reageert (-)

Slide 17 - Quiz

Wat is de oplosbaarheid van:
bariumsulfide
A
goed (g)
B
matig (m)
C
slecht (s)
D
Bestaat niet of reageert (-)

Slide 18 - Quiz

Noteer de oplosvergelijking van
Kaliumsulfide

Slide 19 - Open question

Wat is de oplosbaarheid van:
Natriumcarbonaat
A
goed (g)
B
matig (m)
C
slecht (s)
D
Bestaat niet of reageert (-)

Slide 20 - Quiz

Wat is de juiste oplosvergelijking van natriumcarbonaat?
A
Na₂CO₃ → Na⁺ + 2 CO₃²⁻
B
Na₂CO₃ → Na₂⁺ + CO₃²⁻
C
Na₂CO₃ → 2 Na⁺ + CO₃²⁻
D
NaCO₃ → Na⁺ + CO₃²⁻

Slide 21 - Quiz

Maken 
TB 19
WB 47, 48, 49

Slide 22 - Slide

2. Zouten die met water reageren
Er zijn dus zouten die in water oplossen, maar er zijn ook zouten die met water reageren. 


In de oplosbaarheidstabel wordt dit aangegeven met een streepje. 

Slide 23 - Slide

1. Het oplossen van een zout
In de oplosbaarheidstabel (BiNaS) kun je zien of een zout goed, matig of slecht oplost.




Slide 24 - Slide

Welke zouten reageren met water? 
De volgende zouten reageren met water:
Natriumoxide
Bariumoxide
Calciumoxide 
Kaliumoxide

Leer deze vier zouten uit je hoofd! 

Slide 25 - Slide

Wat gebeurt er als deze zouten reageren met water?
Beginstoffen:   BaO + H2O
Reactieproducten: Ba2+ (aq) + OH- (aq)

Reactie: BaO  + H2O -->  Ba2+ (aq) + OH- (aq)

Slide 26 - Slide

Geef de reactievergelijking van de reactie tussen kaliumoxide en water.

Slide 27 - Open question

Geef de reactievergelijking van de reactie tussen natriumoxide en water.

Slide 28 - Open question

Een streepje in de oplosbaarheidstabel betekent
A
Dat het zout niet bestaat.
B
Dat het zout reageert met water.
C
Dat het zout niet bestaat óf dat het reageert met water
D
Dat het slecht oplost in water.

Slide 29 - Quiz

Welke vier zouten reageren met water?

Slide 30 - Open question

Wat betekent een 'g' in de oplosbaarheidstabel?

Slide 31 - Open question

We gooien kaliumhydroxide in water. Geef de reactievergelijking.

Slide 32 - Open question

Maken
TB 19, 20, 21

Slide 33 - Slide

Vervolg 
Nakijken 19, 20, 21

Slide 34 - Slide

Antwoorden vraag 19 
a. MgI2(s) --> Mg2+(aq) + 2I- (aq)
b. Fe2(SO4)3 (s) -->  Fe3+ (aq) + (SO4)2- (aq)
c. K3(PO4) --> 3K+ (aq) + (PO4)3- (aq)
d. CO2(aq)  (geen zout, dus splitst niet in ionen)

Alleen zouten de goed oplossen, splitsen in de losse ionen

Slide 35 - Slide

Antwoorden vraag 20
a. natronloog
b. kalkwater

zie tabel 3 op blz. 130

Slide 36 - Slide

Antwoord vraag 21
Dit zout reageert met water!

K2O +  H2O -->  2K+ (aq) + 2OH- (aq) 

Slide 37 - Slide

Tot nu toe..
Tot nu toe hebben we gezien dat zouten kunnen: 
1. oplossen (g) in water
2. reageren met water

Met deze info gaan we een stapje verder. 

Slide 38 - Slide

Uitwerking vraag 22 TB 
Oplossing van kopersulfaat: Cu2+ (aq) +(SO4)2- (aq)
Oplossing van bariumchloride: Ba2+ (aq) + Cl- (aq) 

Dit wordt allemaal bij elkaar gegooid. Er ontstaat een neerslag.
Dat betekent dat er een vast zout ontstaat. Welke vast zout? 

Slide 39 - Slide

vervolg vraag 22
Hoe  noteer je die neerslag(reactie)?
Je schrijf voor de pijl de ionen die met elkaar samengaan, na de pijl schrijf je het zout dat ontstaat. 

Ba2+ (aq) + (SO4)2- (aq) --> 

Slide 40 - Slide

Welk zout ontstaat er dan?
(sorry ik kan de index hier niet laag zetten)
A
Ba2SO4
B
BaSO4
C
2BaSO4
D
echt geen idee

Slide 41 - Quiz

Uitleg neerslagreacties
Bekijk de volgende video op Youtube. 

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Video

Maken 
45
52

Slide 44 - Slide