klas 1 2.1 alles

Het skelet bestaat uit botten. Een ander woord voor botten is _____________.
A
Ruggengraat
B
Beenderen
C
Benen
D
Schedel
1 / 24
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Het skelet bestaat uit botten. Een ander woord voor botten is _____________.
A
Ruggengraat
B
Beenderen
C
Benen
D
Schedel

Slide 1 - Quiz

Hoe heet bot nummer 2?
A
schedel
B
onderkaak
C
ellepijp
D
borstbeen

Slide 2 - Quiz

Hoe heet bot nummer 5?
A
schedel
B
ribben
C
ellepijp
D
borstbeen

Slide 3 - Quiz

Welk nummer is het bekken/heupbeen?
A
6
B
7
C
8
D
10

Slide 4 - Quiz

Wat is géén functie van ons skelet?
A
Je skelet maakt je lichaam stevig
B
Je skelet zorgt ervoor dat we kunnen denken
C
Je skelet beschermt organen
D
Je skelet kan ervoor zorgen dat spieren groeien

Slide 5 - Quiz

Deze beenderen noemen we...
A
handwortelbeentjes
B
middenhandsbeentjes
C
vingerkootjes
D
polsbeetjes

Slide 6 - Quiz

Welke functie van het skelet wordt hier omschreven: Zonder skelet zou je in elkaar zakken.
A
Bewegen
B
Vorm
C
Beschermen
D
Stevigheid

Slide 7 - Quiz

Hoe heet bot nummer 13?
A
spaakbeen
B
ellepijp

Slide 8 - Quiz

Hoe heet bot 3?
A
Borstbeen
B
Sleutelbeen
C
Ellepijp
D
Schouderblad

Slide 9 - Quiz

Bot 2 is een:
A
Kuitbeen
B
Scheenbeen
C
dijbeen

Slide 10 - Quiz

Van welke botten heeft deze
persoon last?
(rood gekleurde botten)
A
Borstwervels
B
bekkengordel
C
lendenwervels
D
halswervels

Slide 11 - Quiz

In de afbeelding een vleermuis.
Het rood gemaakte bot; welk
bot is dit bij de mens?

A
ellepijp
B
spaakbeen
C
opperarmbeen
D
schouderblad

Slide 12 - Quiz

Kalk is ...
A
Hard en buigzaam
B
Hard en stevig
C
Zacht en stevig
D
Zacht en buigzaam

Slide 13 - Quiz

een bot zonder kalk
A
breekt snel
B
is heel buigzaam

Slide 14 - Quiz


Welke cellen zie je op de tekening?
A
Beencellen
B
Kraakbeencellen

Slide 15 - Quiz

Wat is het linker plaatje en wat het rechter plaatje?

A
Links: Kraakbeencellen Rechts: botcellen
B
Links: botcellen Rechts: kraakbeencellen
C
Allebei kraakbeencellen
D
Allebei botcellen

Slide 16 - Quiz

Wie heeft het meeste lijmstof?
A
Ouderen
B
Volwassenen
C
Tieners
D
Baby's

Slide 17 - Quiz

Welke beenverbindingen zijn beweeglijk
A
1, 2 en 3
B
1 en 2
C
2 en 3
D
1 en 3

Slide 18 - Quiz


In de afbeelding hiernaast is een beenverbinding aangegeven met Q.
Welke beenverbinding is aangegeven met Q?
A
Vergroeide beenverbinding
B
Naadverbinding
C
Kraakbeenverbinding
D
Gewricht

Slide 19 - Quiz

Wat is geen beenverbinding?
A
naad
B
vergroeid
C
kraakbeen
D
bindweefsel

Slide 20 - Quiz

De beenverbinding van de Knie is...
A
Naadverbinding
B
Vergroeid bot
C
Gewricht
D
Kraakbeenverbinding

Slide 21 - Quiz

Hoe noem je deze beenverbinding?
A
Gewricht
B
Vergroeid
C
Kraakbeen
D
Naad

Slide 22 - Quiz

Welke beenverbindingen zijn onbeweeglijk?
A
kraakbeenverbindingen en naadverbindingen
B
kraakbeenverbinding en vergroeiing
C
naadverbindingen en gewrichten
D
naadverbindingen en vergroeiingen

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide