This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Willkommen
Woche 4 - Stunde 1
Grammatik Wiederholung
Slide 1 - Slide
Check-in
Ga op je plaats zitten.
Leg je spullen op tafel: laptop, pen, schrift
Wacht rustig tot de les begint.
Slide 2 - Slide
Heute
Am Ende dieser Stunde ...
... kan ik het bezittelijk voornaamwoord gebruiken.
Slide 3 - Slide
Het bezittelijke voornaamwoord:
- geeft een bezit aan
- staat vóór een zelfstandig naamwoord
Slide 4 - Slide
Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:
- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.
- Dat is jouw huis. / Das ist dein Haus.
- Waar is zijn fiets? / Wo ist sein Fahrrad?
Slide 5 - Slide
ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
unser(e)
ons/onze
eu(e)r(e)
jullie
ihr(e)
hun
Ihr(e)
Uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden
Slide 6 - Slide
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
dasKind
die Autos
einMann
eine Frau
einKind
keine Autos
mein Mann
meine Frau
mein Kind
meine Autos
Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden
Het onbepaalde lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woordenen in het meervoud een -e. Dat geldt ook voor de bezittelijke voornaamwoorden.
Slide 7 - Slide
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das Kind
die Autos
mein Mann
deine Frau
dein Kind
deine Autos
Voorbeelden:
- Mein___________ Bruder (m) hat Zahnschmerzen.
- Unser__________ Eltern (mv) sind sehr lieb.
- Euer____________ Lehrerin (v) hat Hunger.
- Ihr______________ Baby (o) schläft.
Slide 8 - Slide
Bezittelijke voornaamwoorden
Slide 9 - Slide
Du hast jetzt die Theorie wiederholt also...
... üben!!!
Slide 10 - Slide
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin? Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma
Slide 11 - Quiz
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin? Haar moeder heet Agnes.
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes
Slide 12 - Quiz
Ken je de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?