DTH1M - lw, znw en ww

Anouk heeft veel cadeautjes op haar verlanglijstje staan.
Welke woorden zijn werkwoorden?
A
Anouk
B
heeft
C
staan
D
heeft staan
1 / 13
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Anouk heeft veel cadeautjes op haar verlanglijstje staan.
Welke woorden zijn werkwoorden?
A
Anouk
B
heeft
C
staan
D
heeft staan

Slide 1 - Quiz

Welk woord is een werkwoord?
Het meisje danst in de regen.
A
het
B
meisje
C
danst

Slide 2 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin hieronder?
Het meisje danst in de regen.
A
het
B
meisje
C
danst
D
danst en regen

Slide 3 - Quiz

Noem het lidwoord:
Het meisje danst in de regen.
A
het
B
meisje
C
danst

Slide 4 - Quiz

Wat zijn de ww?
Gisteren zat de kat in de tuin en hij keek naar de auto van de buren.
A
zat
B
keek
C
zat en keek
D
gisteren

Slide 5 - Quiz

Wat zijn de znw?
Gisteren zat de kat in de tuin en keek naar de auto van de buren.
A
gisteren, kat, tuin, keek, auto, buren
B
kat, tuin, auto, buren
C
zat, kat, tuin, keek, auto, buren
D
gisteren, in, van, buren

Slide 6 - Quiz

Wat zijn de lw?
Gisteren zat de kat in de tuin en keek naar de auto van de buren.
A
in, de, en, de
B
de, de, de, de
C
een, de en, de
D
het, de en een

Slide 7 - Quiz

Waar of niet waar:
'Walter' is een zelfstandig naamwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Chris heeft zondag lekker uitgeslapen.
Welke woordsoort is Chris in deze zin?
A
onderwerp
B
zelfstandig naamwoord
C
lijdend voorwerp
D
werkwoord

Slide 9 - Quiz

Lw
Znw
Ww
De 
Maken
Rennen
Herfst 

Slide 10 - Drag question

Bedenk nu zelf een zin waar een lw, ww en 2 znw in zitten.

Slide 11 - Open question

Welke lidwoorden ken je?

Slide 12 - Open question

Wat zijn zelfstandig naamwoorden?

Slide 13 - Open question