Test W-woorden + bezittelijke vnw

Test
1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Test

Slide 1 - Slide

Je herkent de vraagwoorden, weet wat ze betekenen en kan ze in een zin gebruiken.
A
B
C

Slide 2 - Quiz

Vragend vnw
Bezittelijk vnw
wohin
welche
wo
wann
dein
Ihr 
unser
kein

Slide 3 - Drag question

Waar in de zin, staan vragen voornaamwoorden?
A
aan het eind
B
in het midden
C
in het begin

Slide 4 - Quiz

Vertaal naar het Nederlands
wer
A
wat
B
wanneer
C
wie
D
waar

Slide 5 - Quiz

Vertaal naar het Duits
hoezo
A
whoso
B
wohin
C
wer
D
wieso

Slide 6 - Quiz

Vertaal naar het Duits
waar ..... vandaan
A
wohin
B
woher
C
wohie
D
wohier

Slide 7 - Quiz

Welke vraagwoorden zijn juist vertaald (D = NL?)
A
was = wat?
B
wie = hoe?
C
wohin = waar...vandaan?
D
wann = wanneer?

Slide 8 - Quiz

Welke vraagwoorden zijn juist vertaald (NL = D?)
A
waar = wo?
B
was = wie?
C
wie = wer?
D
waar... vandaan = woher?

Slide 9 - Quiz

_____________ heißt deine Mutter?
_____________ machst du das?
_____________ kommst du nach Hause?
_____________ Musik hörst du gern?
Wann
Welche
Wie
Warum

Slide 10 - Drag question

Ik herken de bezittelijke vnw, kan ze vertalen en gebruiken in een zin.
A
B
C

Slide 11 - Quiz

Wat is een bezittelijk vnw

Slide 12 - Open question

Noem alle bezittelijke vnw in het Duits op volgorde.

Slide 13 - Open question

Maak hieronder 4 zinnen. Iedere zin moet minimaal 4 woorden hebben. Ook moet iedere zin een ander bezittelijk voornaamwoord hebben.

Slide 14 - Open question