Herhaling voor het SO

Wat is een stadstaat?
A
Een stad met omliggend terrein en een eigen bestuur.
B
Een stad die onderdeel is van een grotere staat.
C
Een staat die bestaat uit een aantal kleinere steden.
D
Een staat met een aantal steden en kolonies.
1 / 19
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wat is een stadstaat?
A
Een stad met omliggend terrein en een eigen bestuur.
B
Een stad die onderdeel is van een grotere staat.
C
Een staat die bestaat uit een aantal kleinere steden.
D
Een staat met een aantal steden en kolonies.

Slide 1 - Quiz

Wat was de belangrijkste stad op Kreta tijdens de Minoïsche periode?

A
Mycenae
B
Thebe
C
Knossos
D
Troje

Slide 2 - Quiz

Waaraan hadden de Donkere Eeuwen hun naam te danken?
A
De economie en cultuur gingen achteruit
B
Er is weinig bekend uit deze periode
C
Bovenstaande antwoorden zijn beiden goed

Slide 3 - Quiz

Van wanneer waren de donkere eeuwen?
A
1200- 800 v.chr
B
550 v.chr-650 n.chr
C
1200-850 v.chr
D
1750-810 v.chr

Slide 4 - Quiz

Wat is een gevolg voor het ontstaan van kolonies?
A
Verspreiding Griekse taal over groot gebied
B
Honger in de poleis
C
Overbevolking in de poleis
D
Te weinig voedsel

Slide 5 - Quiz

Hellas, de Griekse wereld, was niet één land onder één bestuur, zoals Egypte; het bestond uit meer dan 150 zelfstandige stadstaten. Hoe kun je deze situatie verklaren?
A
Uit de geografische toestand: doordat er in Griekenland veel natuurlijke barrières waren, kon elke stadstaat zich zelfstandig ontwikkelen.
B
Uit de diverse afkomst van de Grieken: in Griekenland woonden allerlei verschillende volkeren, elk met een eigen taal en cultuur.
C
Uit de Griekse democratische denkbeelden: de inwoners van een stadstaat wilden zelf de baas zijn, zonder inmenging van buitenaf.
D
Uit het Griekse godsdienst: elke stadstaat had een tempel voor zijn eigen godheid en stond vijandig tegenover 'vreemde goden'.

Slide 6 - Quiz

Waarmee voelen de stadstaten zich met elkaar verbonden? Noem 3 voorbeelden

Slide 7 - Open question

Wie was de baas over de boerengemeenschappen tijdens de Donkere Eeuwen?

Slide 8 - Open question


Twee uitspraken over Alexander de Grote:
I. Alexander viel met zijn leger het Perzische rijk binnen en veroverde daar een groot rijk.
I. Hij was zo vol bewondering over de Perzische cultuur, dat hij deze als cultuur van zijn rijk liet verspreiden.
A
Beiden uitspraken zijn juist.
B
Beide uitspraken zijn onjuist.
C
Uitspraak I is juist, Uitspraak II is onjuist.
D
Uitspraak I is onjuist, Uitspraak II is juist.

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste volgorde ( van vroeg naar laat)?
A
Minoïsch - Myceens - de donkere eeuwen
B
Myceens - Minoïsch - de donkere eeuwen
C
de donkere eeuwen - Myceens - Minoïsch
D
Myceens - de donkere eeuwen - Minoïsch

Slide 10 - Quiz

Athene 
Sparta
Wetenschap 
Militaire opvoeding 
Democratisch 
Aristocratisch 
Schervengericht 

Slide 11 - Drag question

Sparta
Athene

Slide 12 - Drag question

Wie won de Peloponnesische oorlog?
A
Sparta
B
Athene
C
Perzië
D
Alexander de Grote

Slide 13 - Quiz

Ionische opstand
Slag bij Marathon
Slag bij Salamis
Slag bij Thermopylae
Eerste Perzische Oorlog breekt uit
Tweede Perzische Oorlog breekt uit

Slide 14 - Drag question

Monarchie, Democratie, Tirannie of Aristocratie?
De Atheense politicus Aristotoi vermoordde zijn tegenstanders en greep de macht
A
Monarchie
B
Democratie
C
Tirannie
D
Aristocratie

Slide 15 - Quiz

Wie mochten er stemmen in de Atheense democratie?
A
Iedereen
B
Alle mannen
C
Vrije, volwassen mannen (beide ouders in Athene geboren)
D
Vrije, volwassen mannen

Slide 16 - Quiz

Waardoor kwam er een einde aan de Atheense democratie
timer
0:20
A
Athene werd veroverd door Macedonië
B
Athene werd veroverd door Sparta.

Slide 17 - Quiz

welke Grote Veroveraar maakte uiteindelijk een einde aan het Oud-Perzische rijk?
A
Willem de veroveraar
B
Leonidas van Sparta
C
Alexander de Grote
D
Koning Achamemnon

Slide 18 - Quiz

democratie

oligarchie
tirannie
aristocratie
erfelijk vorst regeert
weinigen regeren
een onwettig alleenheerser regeert
de besten regeren

Slide 19 - Drag question