Redekundig ontleden (herhaling 3V)

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Lezen in je leesboek!

Planning

Lesdoelen

Woordweb zinsdelen

Quiz

Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde

Afsluiting

Lesdoelen

Je herhaalt de theorie over de belangrijkste zinsdelen. 

Je oefent met het benoemen van de verschillende zinsdelen. 

Welke zinsdelen ken je nog?

1. Een persoonsvorm kun je op meerdere manieren in een zin vinden.

1. waar
2. niet waar

2. De persoonsvorm is 1 zinsdeel.

1. waar
2. niet waar

3. Het onderwerp van de zin vind je door de volgende vraag te stellen:

1. Wie doet het?
2. Waar + pv+ wg?
3. wie/wat + gezegde?
4. Wat gebeurt er in de zin?

4. Het WG bestaat uit:

1. PV
2. PV en alle andere werkwoorden
3. PV en betekenisvolle werkwoorden
4. PV en splitsbare werkwoorden

5. In een zin met een naamwoordelijk gezegde is altijd een lijdend voorwerp.

1. waar
2. niet waar

6. De jongen wordt naar huis gebracht.

1. De jongen = LV
2. wordt gebracht = NG
3. wordt gebracht = WG
4. naar huis = O

7. Ik ben gisteren ziek geworden.

1. ziek = LV
2. ben geworden = WG
3. gisteren = MW
4. ben ziek geworden = NG

8. De docent geeft de boeken aan de leerlingen.

1. aan de leerlingen = MV
2. De docent = LV
3. geeft aan = WG
4. de boeken = O

9. Mijn vader heeft een huis in Spanje gekocht.

1. heeft gekocht = NG
2. een huis = LV
3. Mijn vader = LV
4. in Spanje = MV

10. De leraar stelt lastige vragen aan de leerlingen

1. De leraar = LV
2. lastige vragen = LV
3. de leerlingen = LV
4. stelt = BWB

De leerlingen uit de derde klas wilden extra oefenmateriaal hebben.

1. Werkwoordelijk gezegde
2. Naamwoordelijk gezegde

Nick en Daan hebben gisteren op de site geoefend met de zinsdelen.

1. Werkwoordelijk gezegde
2. Naamwoordelijk gezegde

Die telefoon is een werkelijk wonder.

1. Werkwoordelijk gezegde
2. Naamwoordelijk gezegde

Kun jij me helpen met die lastige zinnen?

1. Werkwoordelijk gezegde
2. Naamwoordelijk gezegde

Zijn de films op RTL5 heel spannend?

1. Werkwoordelijk gezegde
2. Naamwoordelijk gezegde

Bij ons thuis is Kerst altijd héél gezellig.

1. Werkwoordelijk gezegde
2. Naamwoordelijk gezegde

Gisteren heb ik een nieuwe laptop gekocht.

1. Werkwoordelijk gezegde
2. Naamwoordelijk gezegde

Zij is vroeger een uitstekend schaatsster geweest.

1. Werkwoordelijk gezegde
2. Naamwoordelijk gezegde

Wat is het NWG?
Frank blijft een rare kerel.

Wat is het WWG?
Ze blijven dit weekend bij opa en oma.

Wat is het gezegde?
De ober was gisteren erg vriendelijk, terwijl hij het erg druk had.

https:

Over welke zinsdelen wil je nog extra uitleg?

Wat vind je de LessonUp?