VEI M4 13.6 Afweer 2023 2024

13.6 Afweer
1 / 45
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

13.6 Afweer

Slide 1 - Slide

Errst evn opfrissen
Bloed, bloedsomloop, bloedvatenstelsel, lymfestelsel

Lesson Up 

Slide 2 - Slide

In hooggelegen gebieden bevat de lucht minder zuurstof dan in Nederland. Nederlandse topsporters trainen graag een aantal weken in die gebieden. Daarna leveren ze in Nederland betere prestaties. Als gevolg van de training is de samenstelling van het bloed veranderd. Wat is door de training veranderd in de samenstelling van het bloed?
A
Het bloed bevat meer plaatjes
B
Het bloed bevat meer witte bloedcellen
C
Het bloed bevat meer rode bloedcellen

Slide 3 - Quiz

Bij sommige diersoorten komen zogenaamde wondernetten voor. Bij zo’n
wondernet vertakt een slagader zich in kleinere slagaders die weer uitkomen
in één grotere slagader (zie afbeelding 5). Een wondernet bestaat uit slagaders.
Drie plaatsen in de bloedvaten van dit wondernet worden met de letters
P, Q en R aangegeven. De samenstelling van het bloed op deze plaatsen wordt
met elkaar vergeleken.
Welke letter geeft de plaats aan waar de hoeveelheid van de voedingsstof glucose
in het bloed het laagst is?
A
Letter P.
B
Letter Q
C
Letter R

Slide 4 - Quiz

In de tekening hiernaast zie je een stukje van de bloedsomloop met de drie typen bloedvaten.
Hoe heten de bloedvaten 1, 2 en 3? 
1.
2.
3.
Ader
Slagader
Haarvaten

Slide 5 - Drag question

In de afbeelding zie je het hart met enkele bloedvaten.

Sleep de bloedvaten naar de juiste namen.
Kransslagader
Bovenste holle ader
Aorta
Longslagader
Longader

Slide 6 - Drag question

Hoe noem je vloeistof in het lymfevatenstelsel?
A
cytoplasma
B
lymfe
C
bloedplasma
D
weefselvloeistof

Slide 7 - Quiz

Wat is de functie van het lymfevatenstelsel?
A
Het lymfevatenstelsel transporteert zuurstof naar de cellen en voert afvalstoffen af.
B
Het lymfevatenstelsel voert lymfe terug naar het bloed en controleert lymfe op ziekteverwekkers en ongewenste stoffen.
C
Het lymfevatenstelsel helpt bij de spijsvertering en absorbeert voedingsstoffen.
D
Het lymfevatenstelsel pompt bloed door het lichaam en voorziet weefsels van voedingsstoffen.

Slide 8 - Quiz

Leerdoelen
13.6.1 Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties en op welke manieren immuniteit kan ontstaan.
13.6.2 Je kunt omschrijven hoe stoffen een allergische reactie kunnen veroorzaken.

Gelukkig word je niet zomaar ziek van allerlei stoffen en ziekteverwekkers. Je lichaam verdedigt zich daartegen.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Infectie
  • Stoffen die niet in je lichaam thuishoren noem je lichaamsvreemde stoffen

  • Als het ziekteverwekkers toch lukt om je lichaam binnen te komen, heb je een infectie.

  • Ziekteverwekkers zijn vaak virussen, bacteriën en/of schimmels

Slide 11 - Slide


tegen een infectie:
  • Opperhuid/hoornlaag
  • Slijmvliezen
  • Maagsap

van een infectie:
  • Koorts
  • Medicijnen bv. antibiotica
  • Witte bloedcellen
  • Antistoffen
Bescherming
Bestrijden

Slide 12 - Slide

Afweer tegen ziekteverwekkers
  • Algemene afweer: beschermt tegen binnendringers van ziekteverwekkers.
  •  Specifieke afweer: één antistof tegen één ziekteverwekker.

Slide 13 - Slide

Algemene afweer 
  • Opperhuid
  • Talg 
  • Slijmvlies in de luchtwegen
  • Darmwand
  • Maagsap

  • Witte bloedcellen maken ziekte verwekkers onschadelijk

Slide 14 - Slide

Specifieke afweer
  • Elke ziekteverwekker heeft eigen specifieke antigenen aan de buitenkant. 
  • Dus één type antistof kan zich eraan hechten.
  • Er zijn veel verschillende antistoffen nodig.
  • Als je met een ziekte besmet bent geweest kun je in het bloed de desbetreffende antistoffen vinden.

Slide 15 - Slide

Antistoffen/specifieke afweer






  • Antigenen: eiwitten aan de buitenkant van de ziekteverwekker.
  • Afweersysteem herkent het eiwit als lichaamsvreemd.
  • Witte bloedcellen maken antistof (tegen de ziekteverwekker)
  • Antistoffen plakken aan de antigenen van de ziekteverwekker.
  • Ziekteverwekker wordt hierdoor onschadelijk
Het duurt even voordat er voldoende antistof is gemaakt door de witte bloedcellen. Daardoor ben je vaak eerst wel ziek.

Slide 16 - Slide

Afweer wordt onderscheiden in algemene afweer en specifieke afweer. Wat wordt bedoeld met algemene afweer?
A
Opruimen van micro-organismen
B
Maken van antistoffen

Slide 17 - Quiz

Van welk type bescherming is er sprake bij bescherming door maagzuur?
A
Algemene afweer
B
Specifieke afweer
C
Natuurlijke immuniteit
D
Actieve immunisatie

Slide 18 - Quiz

Immuniteit: als in je bloed antistoffen aanwezig zijn tegen de ziekteverwekker

Slide 19 - Slide

natuurlijke immuniteit
kunstmatige immuniteit

Slide 20 - Slide

Natuurlijke immuniteit
Iemand is ziek geweest en heeft daardoor antistoffen tegen deze ziekte in zijn bloed.


Slide 21 - Slide

Kunstmatige immuniteit (vaccinatie)
Kinderen krijgen bijvoorbeeld in hun eerste levensjaar een DKTP-prik. Vaccinatie tegen Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Polio)

Slide 22 - Slide

Actieve en passieve immuniteit
  • Actieve immunisatie: als de persoon zelf de antigenen maakt.


  • Passieve immunisatie: als je antistoffen kant en klaar toegediend krijgt: ingespoten krijgt (serum)                                                                                                                                                                                                                                                      of via moedermelk.

Slide 23 - Slide

  • Natuurlijk actieve immuniteit
  • Natuurlijk passieve immuniteit

  • Kunstmatig passieve immuniteit
  • Kunstmatig actieve immuniteit

Slide 24 - Slide

Als je een vaccin krijgt is sprake van?
A
Natuurlijke actieve immuniteit
B
Natuurlijke passieve immuniteit
C
Kunstmatige actieve immuniteit
D
Kunstmatige passieve immuniteit

Slide 25 - Quiz

Na een griep ben je beter geworden.
A
actieve natuurlijke immuniteit
B
actieve kunstmatige immuniteit
C
passieve natuurlijke immuniteit
D
passieve kunstmatige immuniteit

Slide 26 - Quiz

Je bent gebeten door een slang. Je krijgt antigif. Hoe noemen we dit?
A
Kunstmatige passieve immuniteit
B
Kunstmatige actieve immuniteit.
C
Natuurlijke passieve immuniteit
D
Natuurlijke actieve immuniteit

Slide 27 - Quiz

Allergie
  • afweersysteem reageert sterk op een bepaalde stof
  • hooikoorts = allergie
  • allergische reactie voor   stuifmeelkorrels
  • allergisch zijn voor bv:
  • huisstofmijt, dieren, stoffen  van   voedsel en make-up

Slide 28 - Slide

Hooikoorts
hooikoorts:
Overgevoeligheid voor stuifmeel.

 Hierdoor ontstaat een branderig of jeukend gevoel in neus, keel en ogen

Slide 29 - Slide

Transplantatie: vervangen van aangetast weefsel of orgaan
  • Kans op afstotingsreactie (antigenen)
  • Internationaal registratiesysteem
  • Afstotingsremmers

Slide 30 - Slide

Bloedtransfusie
  1. Rode bloedcellen: hemoglobine en ijzer
  2. Bloedplasma: stollingseiwitten en antistoffen
  3. Bloedplaatjes: leukemie

Slide 31 - Slide

Bloedgroepen
ABO-systeem
  • A
  • B
  • AB = universele ontvanger
  • 0 = universele donor

Hemolyse: samenklonteren RBC




Slide 32 - Slide

Bloedgroepbepaling

Slide 33 - Slide

Bloedgroepen
Resusfactor
  • Resuspositief bloed (Rh+)
  • Resusnegatief bloed (Rh-): antiresus = hemolyse

Resuskindje (Rh- moeder en Rh+ kindje)

Slide 34 - Slide

Resusziekte

Slide 35 - Slide

Samenvatting
A kan geen B of AB ontvangen, wel A of 0
B kan geen A of AB ontvangen, wel B of 0
AB kan alles ontvangen = universele ontvanger
0 kan alleen 0 ontvangen
Dus is 0 de universele donor

- kan geen + ontvangen, wel -
+ kan wel - ontvangen, wel +

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Link

Seksueel overdraagbare aandoeningen
Besmettelijke infectieziekten die je door seks kunt krijgen
  • Vaginaal
  • Anaal
  • Oraal

Hepatitis B, syfilis en hiv
  • Bloed
  • Moeder op kind (zwangerschap/borstvoeding)

Schaamluis en genitale wratten
  • Kleding
  • Lakens
  • Handdoeken

NIET VIA wc-bril, glas, deurknop, etc..

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Wat is (biologisch gezien) "interessant"?
  • Virus: aids, genitale wratten, hepatitis B en herpes genitalis
  • Bacterie: chlamydia, gonorroe, syfilis
  • Schimmel: candida
  • Insect: schaamluis 

Slide 40 - Slide

Wat is (biologisch gezien) "interessant"?
  • Aids -> dood
  • Chlamydia en gonorroe -> onvruchtbaarheid vrouwen
  • Hepatitis B -> ontstoken lever/chronisch ziek
  • Syfilis -> aantasting hersenen

Slide 41 - Slide

Aids
  • Je kunt er nog niet van genezen
  • Wel HIV-remmers
  • Seropositief: HIV(irus) in je bloed
  • Via onveilige seks, drugsnaalden, zwangerschap/borstvoeding, bloedtransfusie

  • Maakt witte bloedcellen kapot
  • Witte bloedcellen: uitschakelen ziekteverwekkers
  • Dus; je afweer werkt niet goed meer

Slide 42 - Slide

Stap voor stap

Slide 43 - Slide

36.000.000 mensen; vooral in arme landen

Slide 44 - Slide

Baarmoederhals-kanker
  • HPV(irus)
  • > 100 verschillende typen
  • > 10 typen kunnen kanker veroozaken
  • 80% raakt besmet (condoom beschermt niet goed)
  • Vaak geen symptomen, maar HPV kan in lichaam blijven zitten
  • Incubatietijd van 15 jaar
  • Inenting: lichaam herkent virus en ruimt deze meteen op

Slide 45 - Slide