What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
H3 Oefentoets Energie
E is het symbool voor?
A
Energie
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen
1 / 37
next
Slide 1:
Quiz
Natuurkunde
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
This lesson contains
37 slides
, with
interactive quizzes
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
E is het symbool voor?
A
Energie
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen
Slide 1 - Quiz
Welke energieomzetting vindt er plaats in een stromende rivier?
A
zwaarte-energie --> bewegingsenergie
B
bewegingsenergie --> elektrische energie
C
bewegingsenergie --> zwaarte-energie
Slide 2 - Quiz
Bij welke energieomzetting heb je altijd een brandstof nodig?
A
Windenergie -> Warmte
B
Chemische energie -> Warmte
C
Elektrische energie -> Warmte
D
Waterenergie -> Warmte
Slide 3 - Quiz
Welke energieomzetting heb je in een zonnepaneel?
A
Elektrische energie in licht en warmte
B
Warmte in stralingsenergie en elektrische energie
C
Stralingsenergie in elektrische energie en warmte
D
Stralingsenergie in chemische energie en elektrische energie
Slide 4 - Quiz
Hoe heet de opgeslagen energie in een brandstof?
A
Chemische energie
B
Verbrandingsenergie
C
Brandstof energie
D
Elektrische energie
Slide 5 - Quiz
Welke energieovergangen zitten er in een steenkoolcentrale?
A
chemische energie --> warmte --> kinetische energie --> elektrische energie
B
chemische energie --> warmte --> elektrische energie
C
elektrische energie --> warmte --> chemische energie
D
warmte --> chemische energie --> kinetische energie --> elektrische energie
Slide 6 - Quiz
Wat houdt de wet van behoud van energie in?
A
Energie wordt altijd omgezet in een andere energie
B
Energie gaat nooit verloren
C
Energie gaat altijd verloren
D
Duurzame energie
Slide 7 - Quiz
Wat is de opgenomen energie van deze windmolen? (energie die erin gaat)
A
warmte
B
elektrische energie
C
bewegingsenergie
D
chemische energie
Slide 8 - Quiz
Zonne-energie is
A
windenergie
B
bewegingsenergie
C
elektrische energie
D
stralingsenergie
Slide 9 - Quiz
Welke energie omzetting vind hier plaats?
A
Chemische energie naar stralingsenergie
B
Elektrische energie naar warmte
C
Chemische energie naar bewegingsenergie
D
Stralingsenergie naar warmte
Slide 10 - Quiz
Hoe noemt men de energie die ontstaat wanneer je de hoogte in gaat?
A
zwaarte energie
B
kinetische energie
C
chemische energie
D
geen van bovenstaande antwoorden is juist
Slide 11 - Quiz
Welke energie omzetting vind hier plaats?
A
Elektrische naar chemische energie
B
Chemische naar thermische energie
C
Chemische naar bewegingsenergie
D
Elektrische naar stralingsenergie
Slide 12 - Quiz
Welke energie omzetting vind hier plaats?
A
Wrijvingsenergie naar lichtenergie
B
Chemische naar thermische energie
C
Chemische naar bewegingsenergie
D
Bewegingsenergie naar stralingsenergie
Slide 13 - Quiz
een zonnecollector....
een zonnepaneel....
vul de ... in
A
een zonnecollector collecteert een zonnepaneel zit in een jurypanel
B
een zonnecollector verwarmt water een zonnepaneel wekt elektriciteit op
C
een zonnecollector wekt stroom op een zonnepaneel verwarmt stroom
D
een zonnecollector maakt elektronen en een zonnepaneel maakt water
Slide 14 - Quiz
Hieronder zie je een schematische tekening van een elektriciteitscentrale.
Zet de cijfers bij de volgende omschrijvingen op de juiste plaats:
Er ontstaat elektrische energie
Het schoepenrad gaat draaien
De generator gaat draaien
Brandstof wordt verbrand
In de ketel wordt water gekookt
De stoom blaast tegen een schoepenrad
De afgekoelde stoom condenseert en gaat terug naar de ketel
Slide 15 - Drag question
Waarom staat een elektriciteitscentrale vaak in de buurt van een rivier?
A
vanwege de mooie omgeving
B
om voldoende koelwater te hebben
C
om het warme water te kunnen lozen
D
omdat daar genoeg plaats is
Slide 16 - Quiz
Bij een elektriciteitscentrale wordt er warmte opgewekt.
Waarvoor wordt die warmte gebruikt?
A
Om stoom te krijgen
B
Om de magneet te laten draaien
C
Om de spoel te laten draaien
D
om koelwater te kunnen gebruiken
Slide 17 - Quiz
Wat is een generator?
A
een grote dynamo in een windmolen of energie centrale
B
de magneet in een windmolen of energie centrale
C
de "molen" in een energie centrale
D
de plaats waar de brandstof verbrand wordt in een energie centrale
Slide 18 - Quiz
Hoe noemen we bij een windmolen de magneet en de spoel?
A
Turbine
B
Generator
C
Dynamo
D
Motor
Slide 19 - Quiz
Wat zorgt er bij een windmolen voor het wisselende magnetische veld
A
de wind
B
de rotorbladen
C
de wind en de rotorbladen
D
water en de rotorbladen
Slide 20 - Quiz
als een windmolen sneller gaat draaien dan...
A
wordt er even veel stroom opgewekt
B
wordt er minder stroom opgewekt
C
wordt er meer stroom opgewekt
Slide 21 - Quiz
Het rendement van de gloeilamp is 92%
A
juist
B
onjuist
Slide 22 - Quiz
Het rendement van een bepaalde CV-ketel is 85%. Hoeveel warmte gaat "verloren"?
A
15
B
10
C
100
D
0
Slide 23 - Quiz
Een zonnecel ontvangt 46 J aan stralingsenergie. 29 J hiervan wordt omgezet in warmte. Het rendement van deze zonnecel is....
A
29%
B
37%
C
46%
D
63%
Slide 24 - Quiz
Hoe groot is het rendement van een elektrisch apparaat?
A
Altijd groter dan 100 %
B
Precies 100 %
C
Altijd minder dan 100 %
D
100 % of minder.
Slide 25 - Quiz
Welke formule klopt?
A
Vermogen = Energie x tijd
B
Energie = Vermogen x tijd
C
Tijd = vermogen x Energie
D
Energie = Vermogen + tijd
Slide 26 - Quiz
Wat moet er op de stippellijn? …..................= spanning x stroomsterkte.
A
adapter
B
vermogen
C
energie
D
dichtheid
Slide 27 - Quiz
Het vermogen is de elektrische energie die een apparaat per seconde gebruikt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quiz
Een wasmachine van 1000 W staat 30 min aan. Bereken het energieverbruik in Joule.
A
1000 : 30 = 33 J
B
1000 x 30 = 30 000 J
C
1000 : 1800 = 0,56 J
D
1000 x 1800 = 1 800 000 J
Slide 29 - Quiz
Een wasmachine van 1000 W staat 30 min aan. Bereken het energieverbruik in kWh.
A
1000 x 30 = 30 000 kWh
B
1000 x 0,5 = 500 kWh
C
1 x 0,5 = 0,5 kWh
D
1 x 30 = 30 kWh
Slide 30 - Quiz
1 800 000 J is dus...
2
1
k
W
h
A
0,5 kWh
B
1800 kWh
C
2
1
k
W
h
D
geen idee
Slide 31 - Quiz
Bereken het vermogen van een tv die een stroomsterkte heeft van 2,3 A
A
506 W
B
529 W
C
100 W
D
0,01 W
Slide 32 - Quiz
Een wasmachine van 1000W staat 1uur en 30min aan. Bereken het energieverbruik in kWh.
A
1000 : 1,5 = 666,7 kWh
B
1000 x 1,5 = 1500 kWh
C
1 x 1,5 = 1,5 kWh
D
1 x 1.30 = 1,3 kWh
Slide 33 - Quiz
Welke energie bereken je met onderstaande functie:
m
⋅
g
⋅
h
A
zwaarte energie
B
Warmte
C
Kinetische energie
D
Chemische energie
Slide 34 - Quiz
Een baksteen van 2,5 kg ligt op een bouwsteiger
op een hoogte van 3,2 m.
Bereken de zwaarte-energie van de baksteen.
A
80J
B
25,6J
C
20J
D
te weinig gegevens
Slide 35 - Quiz
Een losse dakpan van 350 gram balanceert op de dakgoot van 4 meter hoog. De zwaarte-energie is:
A
1,4 J
B
14 J
C
1400 J
D
14000 J
Slide 36 - Quiz
In een waterkracht centrale valt 1500 kg aan water elke minuut 3 meter naar beneden. Hoeveel zwaarte energie valt er per seconde naar beneden?
A
4,5 kJ
B
750 W
C
45000 W
D
750 J
Slide 37 - Quiz
More lessons like this
KWT Nsk1 4GT
November 2023
- Lesson with
31 slides
Natuurkunde
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 4
H3 Oefentoets Energie
May 2023
- Lesson with
55 slides
Natuurkunde
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Overal 3 havo 5.1 energieomzettingen
December 2020
- Lesson with
33 slides
Natuurkunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
H5 - §5.1 Energieomzettingen
June 2024
- Lesson with
40 slides
Natuurkunde
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
H5 - §5.1 Energieomzettingen
November 2023
- Lesson with
30 slides
Natuurkunde
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
printen
November 2024
- Lesson with
11 slides
Overal 3 havo 5.1 energieomzettingen
June 2023
- Lesson with
25 slides
Natuurkunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
4.1 verwarmen
May 2023
- Lesson with
48 slides
Natuurkunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 3,4