Dag 3 - 2D

Woordenschat
Je leert vijf nieuwe woorden bij  
thema 13 Vriendschap

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordenschat
Je leert vijf nieuwe woorden bij  
thema 13 Vriendschap

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Slide

erover
  • ergens over praten

  • Uitdrukking: "Zand erover!"

  • Zin: We kunnen het erover hebben.

  • Zin: Hij praat er de hele dag over!

Slide 2 - Slide

de geboorte
  • de keer dat een kind of een dier geboren wordt
  •  het ter wereld komen
  • meervoud: geboorten/ geboortes
  • ik ben geboren, hij/zij is geboren, wij zijn geboren
  • Zin: Sinds de geboorte van haar dochter, is zij minder gaan werken.
  • Zin: Vanaf haar geboorte woont mevrouw Marieke al in Nederland.

Slide 3 - Slide

het geboorteland
  • het land waarin je bent geboren
  •  meervoud: geboortelanden
  • Zin: Na 15 jaar ging de jongen terug naar zijn geboorteland.
  • Zin: In haar geboorteland heeft zij maar heel kort gewoond, toen zij twee jaar oud was, verhuisde ze naar Nederland.

Slide 4 - Slide

het gips
  • een witte stof die je mengt met water en in een bepaalde vorm brengt, waarna de stof droogt en hard wordt; 
  • je moet gips hebben, wanneer je bijvoorbeeld je been of arm hebt gebroken;
  • Zin: De arts doet het gips om mijn been, want mijn been is gebroken.
  • Zin: Heb jij wel eens je arm gebroken en gips er omheen gehad?

Slide 5 - Slide

de hekel
  • het gevoel dat je iets heel vervelend vindt;
  • het gevoel dat je iemand heel vervelend vindt;
  • ik heb een hekel aan.... 
  • zin: Ik heb een hekel aan vroeg opstaan.
  • zin: Hij heeft een hekel aan huiswerk.

Slide 6 - Slide

In welk antwoord lees je de betekenis van
de hekel
A
Ik wil niet meer vroeg opstaan want de docent komt altijd te laat.
B
Ik wil niet meer vroeg opstaan want de bus gaat toch niet.
C
Ik wil niet meer vroeg opstaan want mijn moeder zegt dat dit niet hoeft.
D
Ik wil niet meer vroeg opstaan, wan dat vind ik zo vervelend!

Slide 7 - Quiz

Waar zie je de foto van:
het gips
A
B
C
D

Slide 8 - Quiz

Wat is de betekenis van de geboorte
A
Je komt uit de grond.
B
Je gaat reizen.
C
Je komt op de wereld.
D
Je komt uit de lucht vallen.

Slide 9 - Quiz

Wat is je geboorteland?
A
Het land waar je nu woont.
B
Het land waar je op vakantie gaat.
C
Het land waar je familie woont.
D
Het land waar je geboren bent.

Slide 10 - Quiz

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 11 - Slide

De dokter heeft ..... ....... om mijn arm gedaan. Ik heb een ongeluk gehad en nu is mijn arm gebroken.

Slide 12 - Open question

Ik heb een .................... aan wiskunde, want ik begrijp er niks van.

Slide 13 - Open question

Amerika is zijn ....................... , maar hij woont al heel lang in Engeland.

Slide 14 - Open question

Deze lammetjes zijn vorige week ....................
( vervoeg het woord)

Slide 15 - Open question

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je 1 zin met één of meer woorden: 
aanpassen, de activiteit, het begrip, delen, de kritiek


Slide 16 - Slide