Dag 1

Woorden
Thema 13:  Muziek
1 / 16
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woorden
Thema 13:  Muziek

Slide 1 - Slide

allemaal
  • iedereen
  • alles
  • alle dingen of alle mensen
  • Zin: Wij lachen allemaal om het grapje.
  • Zin: Er liggen allemaal boeken op de tafel.
1

Slide 2 - Slide

apart

  • je  (het) hoort er niet bij 
  • niet samen maar alleen
  • Zin:  De jongen zit apart in de klas.
2

Slide 3 - Slide

bekend
  • veel mensen kennen die persoon
  • veel mensen kennen dat ding

  • Zin: Die zangeres is heel bekend.
  • ZinOp de foto staat een bekend gebouw.
3

Slide 4 - Slide

bijzonder
  • heel speciaal 
  • niet gewoon
  • Zin: Die muziek vind ik bijzonder mooi.
  • Zin: Ik ben een heel bijzonder persoon.
4

Slide 5 - Slide

het blad
  • het tijdschrift, het magazine
  • een soort dun boekje met veel foto's dat 1 keer per week of 1 keer per maand te koop is.
  • het blad - de bladen
  • zin: Bij de supermarkt kun je een blad kopen.
5

Slide 6 - Slide

 het blad






  • het groen aan een boom
  • het blad - de bladeren
  • Zin: Het blad valt op de grond.
  • Zin: Er hangen bladeren aan een boom. 
5

Slide 7 - Slide

blij
  • vrolijk
  • goed gevoel
  • happy
  • Zin: Ik ben vandaag heel blij.
  • Zin: Het blije meisje lacht de hele dag. 
6

Slide 8 - Slide

6
Waar word jij blij van?

Slide 9 - Mind map

Wat is je favoriete muziek?

Slide 10 - Mind map

A - Aan een boom zitten .... bladeren.
B - Wij zijn ...... op school.
1
A
A - allemaal B - apart
B
A - allemaal B - allemaal
C
A - bekend B - allemaal
D
A - het blad B - niet

Slide 11 - Quiz

2
timer
1:30
Wat vind jij apart?

Slide 12 - Mind map

Maak een zin.
Werkwoord: vinden
apart / hij
2

Slide 13 - Open question

A - We weten allemaal wie mevrouw Vera is.
Zij is bekend.
B - We kennen alle woorden uit de lijst.
Ze zijn bekend.
3
A
A - fout B - fout
B
A - goed B - fout
C
A - goed B - goed
D
A - fout B - goed

Slide 14 - Quiz

Goed of fout?
A - Ik ben apart want ik eet insecten.
B - Hij is bijzonder want hij kan vliegen.
C - Wij zijn allemaal bijzonder.
4
A
A - goed B - fout C - goed
B
A - fout B - goed C - goed
C
A - goed B - goed C - fout
D
A - goed B - goed C - goed

Slide 15 - Quiz

5
Wat hoort er bij elkaar?
het blad
bladeren

Slide 16 - Drag question