mavo4: th.3 mens en milieu oefentoets 2

Oefentoets Hfst 6 Mens en milieu
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefentoets Hfst 6 Mens en milieu

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Als je produceert, zonder schade voor mens en milieu, noem je dat
A
maatschappelijke kosten
B
duurzaam produceren
C
recycling
D
milieuschade

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Debby zegt dat de mens voor grondstoffen afhankelijk is van het milieu.
Jack zegt dat het milieu belangrijk is als plaats voor recreatie
A
alleen Debby heeft gelijk
B
Debby en Jack hebben geen gelijk
C
alleen Jack heeft gelijk
D
Debby en Jack hebben beiden gelijk

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

In afbeelding 3 zie je hoe prei groeit op een stuk landbouwgrond. De akkerbouwer die deze prei teelt, heeft veel last van onkruid. Door de slanke vorm kan onkruid goed tussen de rijen preiplanten groeien. Als het onkruid niet wordt bestreden, is de opbrengst aan prei laag.
Noem twee nadelen van het gebruik van Herbiciden

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Sleep de juiste tekst naar de juiste afbeelding 

Bio-industrie
Biologische veeteelt
Dieren hebben weinig afleiding
Dieren hebben veel ruimte

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Het is verboden om mest over het land te verspreiden als er sneeuw ligt of als het land bevroren is. Als dit wel gebeurt, neemt onder andere de vermesting toe. Leg uit hoe deze maatregel vermesting moet tegengaan.

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Dankzij kassen kunnen gewassen uit andere delen van de wereld in Nederland worden geteeld
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

In kassen kunnen gewassen groeien in maanden dat deze gewassen buiten de kassen niet groeien.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Als er veel mineralen(vanuit meststoffen) in slootwater terechtkomen. Wordt het water helemaal groen en troebel door algengroei. Door te veel mineralen in het slootwater kunnen algen en sommige andere waterplanten zich snel vermenigvuldigen. Hoe noem je die snelle toename van waterplanten?
A
Vermesting
B
Waterbloei
C
Zelfreinigend vermogen
D
Zelf oplossend vermogen

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Als er veel mineralen(vanuit meststoffen) in slootwater terechtkomen. Wordt het water helemaal groen en troebel door algengroei. Er kan dan steeds minder licht in het water doordringen. Een van de gevolgen is dat na een tijdje veel soorten waterplanten minder goed groeien en sterven. Dit geldt vooral voor planten die een stuk onder het wateroppervlak groeien. Leg uit waardoor vooral deze soorten waterplanten minder goed groeien en uiteindelijk sterven.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Door klimaatverandering smelt het ijs op de gletsjers en de poolkappen. Kan dat gevolgen hebben voor Nederland?
A
Ja, want het water van de Noordzee stijgt hierdoor
B
Ja, want daardoor komt Nederland hoger te liggen
C
Nee, want in Nederland zijn geen gletsjers en
D
Nee, want Nederland ligt niet in de buurt van de polen

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er bij verzuring?
A
ammoniak uit de bodem reageert met mest op het land tot zuur
B
ammoniak uit de bodem reageert met water in de bodem en lucht tot zuur
C
ammoniak uit mest reageert met water in de bodem en lucht tot zuur
D
ammoniak uit water reageert met mest in de bodem en lucht tot zuur

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Waardoor ontstaat het natuurlijk broeikaseffect
A
door koolstofdioxide in de lucht
B
door stikstofoxide in de lucht
C
door meer-koolstofdioxide in de lucht

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet het doorgeven van gif in de voedselketen?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Wat is duurzaamheid?
A
Duurzaamheid is een keurmerk
B
Duurzaamheid zegt iets over de kosten van een product
C
Duurzaamheid zegt iets over de levensduur of het productieproces van een product
D
Duurzaamheid zegt iets over hoe lang je een product kunt gebruiken

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welke vorm van luchtvervuiling kan ontstaan op windstille dagen en hoe ontstaat dat?

Slide 16 - Open question

mensen dragen mondkapjes om zich te beschermen tegen luchtvervuiling
Tijdens een festival worden er veel bekertjes en blikjes op de grond gegooid=
A
bodemvervuiling
B
Luchtvervuiling
C
watervervuiling

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is beter voor het milieu?

Elke dag vlees eten of soms niet?
A
Soms geen vlees eten
B
Altijd vlees eten

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Waarom moet je een lege batterij niet weggooien ?
A
omdat er zware metalen in zitten
B
het is slecht voor het milieu
C
er worden nieuwe dingen van gemaakt
D
er kunnen zelfs lantaarnpalen en bruggen van worden gemaakt

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Vormen van afvalverwerking zijn: composteren, recyclen, storten en verbranden.
Bij welke manier van afvalverwerking ontstaan grondstoffen voor nieuwe producten?

A
composteren
B
recyclen
C
storten
D
verbranden

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Denk aan het stappenplan waterzuivering.
Wat gebeurt er in de beluchtingstank?
A
Houdt grote stukken afval tegen.
B
Veel afval zakt naar de bodem
C
Reducenten breken organisch afval af.
D
Water wordt in rivier gepompt.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Noem een voorbeeld van groene stroom
A
kernenergie
B
windenergie
C
kolencentrale

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een oorzaak van het versterkte broeikaseffect
A
Verbranding fossiele brandstoffen
B
Duurzame energie
C
Spuitbussen

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welke van onderstaande brandstoffen is geen fossiele brandstof?
A
Aardolie
B
Bio-ethanol
C
Steenkool
D
Gas

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Bij vermesting komen er overtollige mineralen in natuurgebieden
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent het als een gewasbeschermingsmiddel niet-selectief en niet biologisch afbreekbaar is?
A
Het werkt overal tegen en het blijft in het milieu aanwezig
B
Te veel soorten dieren gaan ervan dood en hij blijft in het milieu aanwezig
C
Het is wel afbreekbaar in de bodem maar werkt niet tegen alles

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions