PV VT/TT

Nederlands
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

Start les
Zit je op je eigen plek?
Is je mobiel uit het zicht?
Zijn je oortjes uit?
Hangt je jas aan de kapstok?
Zijn je pet en capuchon af?
Je bent stil bij start les.

timer
1:30

Slide 2 - Slide

Planning

Lezen 10 minuten
Uitleg PV TT/VT
Uitleg zwakke en sterke werkwoorden
Pagina 30/31
Doel

Je weet weer wat een persoonsvorm is.
Je weet het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden.

Slide 3 - Slide

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.

Boek niet bij je? Ga het nieuws lezen. 
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Sterke werkwoorden.

Waaraan herken je sterke werkwoorden?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Sterke werkwoorden
Veranderen van klank als ze van tijd veranderen.
Ik bied - ik bood
Ik denk - ik dacht
Ik zwem - ik zwom

Slide 7 - Slide

De persoonsvorm spellen in de

tegenwoordige tijd


Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,

zijn er maar drie mogelijkheden

Slide 8 - Slide

1. STAM

Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:

schrijf alleen de stam


ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij

fiets jij

praat jij

vind jij

Slide 9 - Slide

2. STAM + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf de stam + t


jij loopt

hij fietst

zij praat

Fred vindt

Slide 10 - Slide

3. HELE WERKWOORD

Meervoud:

schrijf het hele werkwoord


wij lopen

zij fietsen

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 11 - Slide

0

Slide 12 - Video

0

Slide 13 - Video

Persoonsvorm verleden tijd

Slide 14 - Slide

PERSOONSVORM

in de

VERLEDEN TIJD



ZWAKKE WERKWOORDEN

Slide 15 - Slide

ZWAKKE en STERKE

werkwoorden


Wat is het verschil?

Slide 16 - Slide

STERKE

werkwoorden


hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen

Slide 17 - Slide

REGELS verleden tijd

bij sterke werkwoorden


In het enkelvoud: schrijf op zoals het klinkt


In het meervoud: schrijf op zoals het klinkt

Slide 18 - Slide

VOORBEELD

STERKE WERKWOORDEN


kopen : ik koop - ik kocht

lopen : ik loop - ik liep

geven : wij geven - wij gaven

kruipen : zij kruipen - zij kropen

Slide 19 - Slide

ZWAKKE

werkwoorden


de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde

Slide 20 - Slide

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


In het enkelvoud: stam + te / stam + de


In het meervoud: stam + ten / stam + den

Slide 21 - Slide

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)

moet gebruiken

- Gebruik een ezelsbruggetje als je

het niet (zeker) weet

Slide 22 - Slide

0

Slide 23 - Video

Zinsdelen - Persoonsvorm
  • De zin vragend maken.
    Het eerste woord is de persoonsvorm.
Ik ben op kamp geweest.

  • De zin in een andere tijd zetten. 
    Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
De pizzeria was niet dichtbij.

Slide 24 - Slide

Persoonsvorm
  • De zin vragend te maken.
    Het eerste woord is de persoonsvorm.
Ik mag mijn jas aantrekken. 

  • De zin in een andere tijd te zetten. 
    Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Jullie werken hard tijdens de les.

Slide 25 - Slide

Aan de slag!
10 minuten in relatieve stilte

Opdracht 1 tm 5

Slide 26 - Slide

Doelen deze les

Je weet wat een hoofdzaak is
Je weet wat een hoofdgedachte is
Je weet wat een alinea is
Volgende les
Boek mee, leesboek mee


Afsluiting

Zijn er nog vragen?
Controleer of je huiswerk hebt
Huiswerk staat in Magister,

Slide 27 - Slide