This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
SPELLING VAN DE PERSOONSVORM IN
DE VERLEDEN TIJD
- je herkent zwakke en sterke werkwoorden
- je weet hoe je de persoonsvorm vindt
- je kunt de persoonsvorm in de vt goed spellen
WERKWOORDSPELLING
in de vorige les leerde je
- de persoonsvorm in de
tegenwoordige tijd goed schrijven
PERSOONSVORM
in de
VERLEDEN TIJD
ZWAKKE WERKWOORDEN
ZWAKKE en STERKE
werkwoorden
Wat is het verschil?
STERKE
hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen
REGELS verleden tijd
bij sterke werkwoorden
In het enkelvoud: schrijf op zoals het klinkt
In het meervoud: schrijf op zoals het klinkt
VOORBEELD
STERKE WERKWOORDEN
kopen : ik koop - ik kocht
lopen : ik loop - ik liep
geven : wij geven - wij gaven
kruipen : zij kruipen - zij kropen
ZWAKKE
de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde
bij zwakke werkwoorden
In het enkelvoud: stam + te / stam + de
In het meervoud: stam + ten / stam + den
- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)
moet gebruiken
- Gebruik een ezelsbruggetje als je
het niet (zeker) weet
Zwak ww
Stam
Enkelvoud
Stam + -de/-te
Meervoud
Stam + -den/-ten
maken
maak
maakte
maakten
koken
kook
kookte
kookten
vissen
vis
viste
visten
remmen
rem
remde
remden
voelen
voel
voelde
voelden
Sterk ww
zwemmen
zwom
zwommen
brengen
bracht
brachten
zoeken
zocht
zochten
graven
groef
groeven
wegen
woog
wogen